Terreur? Vroeger meer doden in Europa dan nu

Terrorisme Aanslagen in Europa trekken deze zomer veel aandacht. Toch is het aantal aanslagen en slachtoffers veel lager dan in de jaren zeventig en tachtig. „Mensen hielden hun adem in als er een groepje Molukkers de trein instapte.”

©

Na de voorbije bloedige julimaand van 2016 – met aanslagen in Nice en Ansbach en moordpartijen die daarop leken in München en (vermoedelijk) Zwitserland – vreest Europa nieuwe terreur. Er wordt al gesproken van de ‘zomer van de angst’. Wereldwijd is het aantal dodelijke aanslagen sinds 2012 fors gestegen. Ook in Europa nam het aantal de afgelopen twee jaar toe, maar kijk je naar de langere termijn, dan is juist sprake van een aanzienlijke daling. Met name in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw kwamen veel meer Europeanen om door terreur dan in de voorbije twintig jaar.

In Nederland kwam het gevaar destijds vooral van geradicaliseerde Molukkers die zich bedrogen voelden na vermeende Nederlandse beloftes over een eigen Zuid-Molukse staat. Op maandag 23 mei 1977 hielden vier Nederlands-Molukse jongeren op een school in Bovensmilde 105 kinderen en vijf onderwijzers gegijzeld. Ze dreigden een handgranaat tussen de kinderen te gooien als de regering weigerde 21 Zuid-Molukse gevangenen vrij te laten en zich in te zetten voor een onafhankelijk Zuid-Molukken.

Iedereen wist dat het dreigement richting de schoolkinderen van Bovensmilde serieus moest worden genomen. Anderhalf jaar eerder hadden Molukse jongeren tijdens een treinkaping bij Wijster machinist Hans Braam doodgeschoten en passagiers Bert Bierling en Leo Bulter geëxecuteerd. Bij Bierling gebeurde dat voor het oog van de natie in de deuropening van de trein. Tegelijk met de gijzeling op de school in Bovensmilde werd bij De Punt in 1977 opnieuw een trein gekaapt, met 54 gijzelaars.

Zie hier een nieuwsuitzending over de kaping in Wijster (tekst gaat verder na de video):

In dezelfde periode pleegde in het Verenigd Koninkrijk de IRA aanslagen, was in Spanje de ETA actief, zaaide in Duitsland de RAF terreur, streed het Nationaal Bevrijdingsfront van Corsica voor onafhankelijkheid van Frankrijk en veroorzaakten de Rode Brigades en extreem-rechtse organisaties in Italië een angstige stemming. Tijdens deze ‘jaren van lood’ vonden in Italië soms zeven terroristische incidenten per dag plaats. Ook werden in de jaren zeventig regelmatig westerse vliegtuigen gekaapt, onder meer van de KLM, voornamelijk door Palestijnse groeperingen. Op ‘hijack sunday’ (6 september 1970) waren het er vier op één dag.

Pantserwagen op de stoep

In dit klimaat wordt Frank Westerman, dan 12 jaar, tijdens de gijzeling in Bovensmilde ’s ochtends wakker van een grommend geluid. Hij kijkt uit het raam en ziet een pantserwagen manoeuvreren op de stoep voor zijn ouderlijk huis in Assen.

Het even verderop gelegen crisiscentrum, ingericht in een atoomvrije bunker, moet worden beveiligd tegen mogelijke aanvallen van Molukse militanten. „De terreurdreiging was tastbaar in de straten”, zegt Westerman.

„Niet alleen in Assen, maar in heel Nederland. Mensen hielden hun adem in als er een groepje Molukkers de trein instapte.”

Westerman schreef een boek (Een woord een woord) over deze snel vergeten episode in de Nederlandse geschiedenis. Daarin figureert onder anderen zijn schoolgenoot Dicky Helaha. Een Molukse jongen die van de havo kon doorstromen naar het atheneum, maar ervoor koos de gedode kapers van de bestormde trein bij De Punt (na negentien dagen komen daarbij zes kapers en twee gijzelaars om het leven) te wreken met een gijzeling in het provinciehuis in Assen.

Lees ook ‘Ik wilde revanche’, eeninterview met Frank Westerman over zijn boek

Helaha richt daarvoor samen met twee andere Molukkers een zelfmoordcommando op. Zo waren ze vroege voorlopers van de huidige zelfmoordterroristen.

Een uur na de bezetting van het provinciehuis, op maandag 13 maart 1978, schiet Helaha planoloog Ko de Groot dood. Hij kiepert zijn lichaam vanaf de eerste verdieping uit het raam. Ook omstanders zijn niet veilig. Een scholier wordt door zijn long geschoten. Een fotograaf wordt geraakt in zijn buik.

Een dag later rukken pantserwagens op richting het gebouw. Helaha trekt een zwart gewaad aan, neemt afscheid van zijn medestrijders, en treft voorbereidingen om gedeputeerden te liquideren. Net op tijd wordt hij overmeesterd door binnenvallende mariniers. Door een kogel uit Helaha’s pistool overlijdt later nog wel CDA-gedeputeerde Jakob Trip.

Rode Jeugd

In totaal vallen er bij de terroristische acties van de Molukkers in de jaren zeventig vijftien doden. Bij alle aanslagen in Nederland vallen van 1970 tot en met 1990 26 dodelijke slachtoffers. Het gaat naast de Molukse acties vooral om geweld door de RAF en de IRA, waarvan onder anderen twee Nederlandse douanebeambten, een politieagent, twee Australische toeristen en drie Britse soldaten het slachtoffer worden.

In 1972 pleegde ook een communistische groep die zich ‘Rode Jeugd’ noemde een reeks aanslagen in Nederland. De leden waren getraind in een kamp van het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina in Zuid-Jemen en onderhielden banden met de RAF in Duitsland.

Aanslagen op onder meer het Evoluon in Eindhoven, Philips-vestigingen in Baarn, Hilversum en Rotterdam, het Holiday Inn Hotel in Utrecht en een Amerikaanse bank in Rotterdam veroorzaken alleen materiële schade.

Ook in Nederland actief: het ‘Japanse Rode Leger’, dat in 1974 de Franse ambassade in Den Haag binnendringt en bij een vuurgevecht twee agenten neerschiet.

Zie hier een nieuwsuitzending over de gijzeling in de Franse ambassade (tekst gaat verder na de video):

In de jaren tachtig zijn er vooral aanslagen van linkse organisaties, meestal voortgekomen uit de kraakbeweging, die alleen materiële schade veroorzaken. Commando’s Lubbers Halfstok claimt in 1986 een mislukte aanslag op het Paleis op de Dam, na eerder brandbommen te hebben gegooid naar het Arbeidsbureau en de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting in Amsterdam.

In datzelfde jaar pleegt het Rood Revolutionair Front een bomaanslag bij het kantoor van American Express in Rotterdam en ontploffen er bommen bij onder andere de PTT en de Stichting Olympische Spelen 1992 in Amsterdam.

Ook in 1986 raakt Wil Schuurman, secretaresse van de Centrumpartij, haar been kwijt bij een aanslag met brandbommen door antifascisten op een hotel in het Zuid-Hollandse Kedichem, waar de anti-immigratiepartij bijeen is gekomen.

Zie hier een nieuwsuitzending over de gebeurtenissen in Kedichem (tekst gaat verder na de video):

De RaRa zorgde voor de meeste schade. Deze actiegroep streed tegen Nederlandse banden met het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime en later tegen het asielbeleid. De organisatie pleegde in de jaren tachtig aanslagen op vestigingen van de Makro, liet in 1990 een bom afgaan op het ministerie van Justitie en wordt verantwoordelijk gehouden voor de aanslag op het huis van toenmalig staatssecretaris van Justitie Aad Kosto in 1991.

Angst in de top-drie

Het aantal terroristische incidenten in Nederland en Europa was destijds groter dan nu. Was de angst toen ook wijdverbreid? Daar lijkt het wel op. Terrorismedeskundige Edwin Bakker, toen bij Instituut Clingendael, haalt in onderzoek uit 2008 de Eurobarometer van 1983 aan. Ondervraagden in de tien landen tellende Europese Gemeenschap noemden terrorisme na werkloosheid het grootste sociaal-politieke probleem van Europa.

In Nederland, waar de Molukse terreur al enige jaren geleden was, stond terrorisme op de derde plaats, na werkloosheid (10,2 procent van de beroepsbevolking in 1983) en het milieu.

Vooral in Spanje, Italië, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk waren ook burgers doelwit. Alleen 2004 (Madrid), 2015 (Parijs) en 2016 (Brussel/Nice) zijn in aantal slachtoffers vergelijkbaar met toen.

Wil dat ook zeggen dat Europeanen zich nu niet drukker zouden moeten maken dan destijds? Een belangrijk verschil is dat het geweld zich toen vooral concentreerde in enkele landen, terwijl de dreiging van Islamitische Staat nu breder is. „De kans op een grote aanslag gericht op burgers was in Nederland in de jaren tachtig erg klein, terwijl Nederland nu wel duidelijk een doelwit is”, zegt terrorismeonderzoeker Bart Schuurman van de Universiteit Leiden.

Bovendien is het aantal slachtoffers van terreur wereldwijd nooit hoger geweest dan de voorbije jaren. In die zin noemt Schuurman het risico voor de Nederlandse burger „wellicht iets hoger dan toen”.

De recente Nederlandse cijfers stellen enigszins gerust. In Nederland viel er in de voorbije twintig jaar, naast de politieke moord op Pim Fortuyn, één dode door een terroristische daad: Theo van Gogh in 2004. De jaren zeventig en tachtig waren aanzienlijk bloediger. Al kan één grote aanslag alles natuurlijk veranderen.