Toen de VPRO vorige week Jahjah ontving in Zomergasten, was de verdediging van de omroep: „Je kunt wel altijd mensen uit eigen kring blijven uitnodigen, maar je moet ook kijken naar het gedachtengoed van anderen.’’ Dat standpunt wordt in de tweede aflevering van het interviewprogramma meteen weer radicaal verlaten. Komiek Arjen Lubach behoort duidelijk tot de ‘eigen kring’ van de VPRO.
Lubach en zijn interviewer Thomas Erdbrink lijken ook op elkaar: allebei programmamakers voor de VPRO, redelijke, linkse atheïsten, ongeveer even oud, allebei een baardje met een fifties-kuif. Als je die tegenover elkaar zet, wordt het geen botsing, zoals vorige week bij Jahjah. Dan wordt het een wel erg genoeglijke avond.
Lubach begint met ’t Hoogeland, een ode aan het Groningse land van de folkzanger Ede Staal, en vertelt iets over zijn jeugd in Lutjegast. Kind van universitair docenten, opgegroeid in een kerstbomenkwekerij, moeder jong overleden. Gereformeerd, school met de bijbel. Hij mompelt strofes uit de kerkliederen. Jammer dat hij niet gaat zingen. Waarschijnlijk is de weerzin te groot. Hij is nu namelijk „fel atheïst” („Kabouters en God zijn even onwaarschijnlijk.”)
Tegen de godsdiensten
Je hebt, zoals bekend, twee soorten Zomergasten: de gasten die aan de hand van beeldfragmenten een coherent betoog maken, en de gasten die echt hun ‘ideale tv-avond’ maken en verder hun levensverhaal vertellen. Lubach doet geen van beide. Hij heeft een weerzin om over zijn persoonlijke leven te vertellen. Ontboezemingen en psychologische zelfduiding vindt hij cheesy. Dat zijn ze ook vaak, maar hoe moet je anders een interview van drie uur doorkomen?
Een betoog heeft hij alleen als hij op zijn stokpaardje zit: tegen de godsdiensten. Of eigenlijk: zijn kruistocht om godsdiensten uit politiek, wetenschap en de scholen te weren. Het is een saai betoog want ik vind dat ook allemaal. En je kunt zoveel interessanter over het geloof praten – ook als Godloochenaar. Bovendien speelt dit in Nederland nauwelijks een rol: de invloed van religie is niet groot, en wordt steeds kleiner.
Eén uitzondering: de kwakzalverij. Die lijkt onuitroeibaar. Lubach laat een debat zien waarin secularist en neurowetenschapper Sam Harris de oren wast van spirituele schrijver Deepak Chopra. Ook toont Lubach hoe scepticus James Randi de mentalist Uri Geller ontmaskert. Lubachs antireligieuze filippica krijgt wat meer kader als hij een heel rijtje ontluisteraars-op-kruistocht opvoert.
Uiteraard besteedt Lubach aandacht aan humor, maar ook hier blijkt dat hij weinig heeft toe te voegen aan op zich boeiende fragmenten. Zo laat hij de Amerikaanse komiek Bob Saget zien, die een smerige mop vertelt in de documentaire The Aristocrats. Interessant omdat de mop al decennia rondgaat onder Amerikaanse komieken als ze onder elkaar zijn. Het is een soort wedstrijdje wie het verste over de rand kan gaan.
Seks met je kinderen
Wat zijn de grenzen in humor? vraagt Erdbrink. Alles mag, vindt Lubach. Binnen de grenzen van de wet, vindt hij. Dat is een gemakzuchtig antwoord – nog afgezien van het feit dat die juridische grenzen er juist niet zouden moeten zijn. Maar wat wel en niet kan in humor, daarover valt zoveel meer te vertellen. De mop van Saget is voornamelijk geestig omdat het een staalkaart is van wat niet mag in de VS: een mop vol incest en dodelijk huiselijk geweld met kinderen. Humor heeft taboes nodig.
Lubach is te gewoon voor een interview van drie uur. Hij heeft geen opzienbarende persoonlijkheid of verrassende ideeën. Gewoon een aardige jongen, die niet graag over mens en gevoelens praat.
Het mooiste fragment behoeft geen toelichting. Het is uit Een bitterzoete verleiding (2011), een documentaire van Monique Nolte over de wereld van de Kindersurprise-eieren: chocolade-eieren met een poppetje erin. Nolte interviewt de ontwerper van de poppetjes, André Roche. Een sukkelige, kinderlijke man, die niet zo geschikt lijkt voor het leven. „Wat is je droom?” vraagt Nolte. Waarschijnlijk bedoelt ze: wensdroom. Dat alle kinderen van de wereld verrassingseieren eten, bijvoorbeeld. Maar Roche antwoordt met een echte droom: „Ik wou dat ik kon vliegen.” Daarna pakt hij een van zijn poppetjes op en kijkt er naar, onpeilbaar triest.
Bekijk hier de volledige uitzending: