Maandag verdronk in Zaandam de driejarige Salim, en ook een jongetje van 5 overleed die dag in Veenendaal nadat hij bij het spelen in het water viel. Vorige week verdronk een 23-jarige Filippijn in het Reitdiep bij het zwemmen.
Iedere zomer verdrinken zwemmers, maar Reddingsbrigade Nederland waarschuwde maandag dat het er deze zomer relatief veel dreigen te worden. Acht mensen verdronken tot nu toe tijdens het zwemmen, en dat zijn er evenveel als de afgelopen jaren in totaal tijdens het zomerseizoen verdronken. „En de zomer is pas halverwege”, benadrukt een woordvoerder van Reddingsbrigade.
De Reddingsbrigade heeft er geen eenduidige verklaring voor. In 2013, toen er met 19 verdrinkingen ook een piek was, werd het na een koude zomer ineens heel warm, waardoor waarschijnlijk relatief veel mensen verkoeling zochten. Wel ziet de Reddingsbrigade al enige jaren dat mensen toenemend minder goed of helemaal niet kunnen zwemmen. „Kinderen hebben vaker niet een A-, B-, én C-diploma. Ouders stoppen bij A of B”, zegt de woordvoerder.
Is één diploma voldoende?
Dat klopt, zegt onderzoeker Dorine Collard van het Mulier Instituut. In 2014 had 17 procent van de kinderen tussen de 6 en 10 jaar alleen een A-diploma, dat was in 2012 nog 13 procent. Van kinderen van 11 tot 16 heeft 16 procent alleen A, in 2012 was dat 14 procent. 19 procent van de jonge groep heeft helemaal geen diploma, onder de oudere groep is dat 5 procent. „Ouders denken vaak dat één diploma voldoende is. Maar dat is niet zo, zeker als het kind niet regelmatig zwemt.” Diploma’s zeggen niet alles over zwemvaardigheid, zegt Collard, maar de richtlijnen schrijven niet voor niets A, B én C voor. „Als iemand drie diploma’s heeft, maar jaren niet in het water is geweest en niet zo’n goede conditie heeft, is de zwemvaardigheid ook niet optimaal.”
Volgens de Reddingsbrigade speelde in vijf van de acht verdrinkingsgevallen dit jaar waarschijnlijk een rol dat de slachtoffers onvoldoende ‘zwemvaardig’ waren. In zes gevallen zwommen de slachtoffers op plaatsen die niet zijn aangewezen als zwemlocatie, en dan kan het langer duren voordat er hulp is.
/s3/static.nrc.nl/images/stripped/1307bin_luchtfoto.jpg)
Niet-westerse herkomst
De twee jongetjes uit Zaandam en Veenendaal worden in deze cijfers niet meegerekend. De reddingsbrigade heeft het alleen over de mensen die tijdens zogeheten zwemrecreatie in het zomerseizoen (mei-september) verdrinken. De jongetjes zijn vermoedelijk per ongeluk te water geraakt.
Als je iedereen meerekent die al dan niet per ongeluk te water raakt, verdrinken er jaarlijks volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek rond de 80 mensen. Experts denken overigens dat het werkelijke aantal verdrinkingen hoger ligt, misschien zelfs tegen de 200. Maar verdrinking wordt niet altijd als doodsoorzaak geregistreerd, en in ieder geval niet centraal bijgehouden.
In de jaren vijftig verdronken volgens het CBS nog jaarlijks tussen de 400 en 500 mensen, onder wie 300 kinderen. Bovengemiddeld vaak waren dit mensen met een niet-westerse achtergrond. Van 1996 tot en met 2015 verdronken er 1.723 inwoners van Nederland, van wie ruim een kwart (465) met buitenlandse herkomst.
Afgezet tegen de hele bevolking verdronken ruim twee keer zo veel mensen van niet-westerse herkomst. Dat effect is vooral sterk bij kinderen: in de leeftijd tot 15 jaar verdronken in de periode 1996-2015 op elke honderdduizend kinderen 1,3 niet-westerse en 0,5 autochtone kinderen.