Kort voor de dienst, op zondagochtend, kwam een man met een rugzak de Noorderkerk binnen, niemand die hem hier ooit eerder had gezien. Hij zette zich op een van de houten banken rond de preekstoel en begon een beetje om zich heen te kijken. Het was een paar dagen voor Kerst, 2015. De Noorderkerk, in de Amsterdamse binnenstad, is protestants, orthodox-protestants.
De mensen die hier komen – en dat zijn er vele, ook jonge mensen, met hun kinderen – nemen de Bijbel serieus. Geen happy clappy, maar psalmen en gezangen, en een predikant in een zwarte toga die zijn armen wijd spreidt bij het uitspreken van de zegen. „De genade van de Here Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen. Amen.”
Na een poosje haalde de man een fototoestel uit zijn rugzak en begon foto’s te maken. „Hé”, dacht de predikant, Paul Visser, „waarom doet hij dat? Vindt hij het interieur hier zo mooi” – de Noorderkerk is uit 1620 – „of heeft hij kwade bedoelingen?”
Paul Visser weet het nog steeds niet, want voor het eind van de dienst was de man al verdwenen en hij is nooit meer teruggekomen. „We zijn wel naar de politie gegaan, en we hebben een paar gemeenteleden gevraagd om voortaan altijd alert te zijn.”
Ik belde Paul Visser na de moord op de priester in het Normandische dorpje Saint-Étienne-du-Rouvray en vroeg hem hoe hij zich voelde. En ondertussen dacht ik aan de gruwelijke wijze waarop Daniel Mendelsohn in zijn familiegeschiedenis The Lost beschrijft hoe rabbijnen in Poolse en Oekraïense dorpen voor het oog van hun gemeente de keel werd doorgesneden. Toen waren de daders Duitse nazi’s, maar de methode is dezelfde en daarmee zwaar van symboliek.
„Natuurlijk is het wel even een schok”, zegt Paul Visser. „Maar het verbaast me niet, niet echt. In heel het Midden-Oosten en Afrika zijn christenen doelwit, en nu dus ook in Europa.” Zijn toon is rustig, alleen in zijn lichte neiging tot stotteren hoor ik zijn emotie. Is hij bang? „Nee”, zegt hij. „Lees de Bijbel, ons is nooit beloofd dat het ons altijd voor de wind zou gaan. Ons overkomt nu niets vreemds. Waar het op aankomt is: hoe reageer je?” En dan vertelt hij het verhaal van Stéfanus, een discipel van Jezus die wordt gestenigd omdat hij ongelovigen ongemakkelijke waarheden vertelt. Vlak voordat hij sterft slaat hij zijn ogen ten hemel en roept: „Here, reken hun deze zonde niet toe.” En daarmee bedoelt Paul Visser? „Dat we verzet en geweld moeten blijven beantwoorden met liefde en gebed. En laten we denken aan de belofte van God die ons hoop geeft: het kwaad zal niet het laatste woord hebben.”