Houd een spinnetje of miertje maar eens tegen

Van de ene dimensie in de andere. Het Pauperparadijs. Into Nature. Wolfgang Laib. herman de vries. Kim Habers.

Niet dat ik eraan wil, maar in het Arnhemse Sonsbeek moet ik erkennen: de kunst legt het af tegen de natuur. Park Sonsbeek heeft een reputatie van legendarische exposities. Dus wandel ik met een plattegrond van installatie naar installatie. En zie kunstwerken waarbij vrijwilligers uitleg geven, want zonder weet je niet wat je ermee aanmoet. Mét eigenlijk ook niet: „Dit werk van Rosella Biscotti verwijst naar het Arnhemse dierenpark. Zie je dat voedselnet, in die boom? Dat is van de giraf…”. Ik lach beleefd, en denk: wat doet dit allegaartje hier?

Ik geniet van het park. De kunst laat ik gaandeweg zitten.

In Drenthe ben ik voor Het Pauperparadijs. Voorstelling naar het boek van Suzanna Jansen, over 19de-eeuwse stadse armoedzaaiers die werden gedeporteerd naar de veenkoloniën. Er wordt gespeeld op de binnenplaats van de voormalige gevangenis Veenhuizen, waar de her op te voeden paupers destijds vastzaten. De musical heeft de volkse felheid van De Jantjes en is een pamflet dat zich gretig uitstrekt naar de hedendaagse verworpenen der aarde, zijnde de vluchtelingen. Laat je die lariekoek zitten, dan werkt hij fantastisch, wat komt doordat hij opgaat in de locatie: hier-is-het-dus-echt-gebeurd.

Omdat ik toch in Drenthe ben, begin ik maar aan de kunstroute die hier op de grens met Groningen is uitgezet. Into Nature heet hij, en na Sonsbeek heb ik er weinig vertrouwen in.

Twee dagen ben ik ermee bezig. Ik zie de houten bouwsels van Krijn de Koning: felgekleurde aliens tussen de bomen. Ik zie aan de rand van een meertje nabij Paterswolde Taturo Atzu’s ranke Hotel Stairway to Heaven. Een visioen met een badkamer in een boomkruin, maar ook een realiteit waar je echt kunt logeren. Ik zie zoveel, en niet alles is even goed. Maar nooit denk ik: ga eens opzij. Kunst en natuur hinderen elkaar niet, ze halen het beste in elkaar boven.

Ik beland in museum De Buitenplaats in Eelde, waar directeur Patty Wageman een ideale tentoonstelling heeft gemaakt voor Into Nature. Er is een grandioos geel stuifmeeltapijt van Wolfgang Laib. Het geel stelt het kijken op de proef, het stuifmeel zuigt je blik op, onder je ogen wordt het een vliegend tapijt. Er is ook een vracht lavendelknoppen, een impuls van geur en kleur en geknisper van herman de vries. En boven woekert het werk van Kim Habers. Met papier, inkt en schaar laat ze haar tekeningen van de tweede dimensie in de derde barsten.

Deze kunstenaars dwingen hun werk van de natuur af. Omgekeerd lokt Patty Wageman via hun werk de natuur haar museum binnen.

Wagemans kucht, haar hooikoorts speelt op. „Dat krijg je met deze kunst”, straalt ze. Ze vertelt hoe er soms iemand per ongeluk dwars door de lavendel van herman de vries loopt. „Dat harken we weer goed” met het speciale bezempje dat ze kregen om de juiste molligheid te herstellen. En zie ik dat spoortje in Laibs stuifmeel? Ik niet, zij wel. Ze zegt, lichtelijk benauwd: „Beestjes in het museum, het hoort niet, maar ik kan er niets aan doen.” Tja, wie zal haar dat verwijten? Houd een mier of spinnetje maar eens tegen – als er íéts past bij een kunstroute die zich Into Nature noemt, dan dit wel. De natuur is niet te stuiten. De kunst ook niet.