Leuk, een kannibaal met een stok door zijn neus? Nee, helemaal niet

Maar valt het ook mee met het racisme in de krant? Een kleine oogst van opmerkingen van lezers en klachten, in het kielzog van Herman Vuijsjes diagnose vorige week op deze plek dat het wel meevalt met racisme in Nederland. Volgens hem is de toegenomen gevoeligheid voor racisme juist een teken van emancipatie.

Nou ja, gevoeligheid... NRC Handelsblad plaatste vorige week dinsdag bij een opiniestuk van de Amerikaanse publicist Michael Eric Dyson over racisme in de VS een cartoon van Meneer Kannibaal uit de Efteling. Een dom grijnzende kannibaal, met een witte politieman die hem in plaats van een lepel een blindenstok door zijn neus heeft geboord.

En daar staat dan boven: Wie wit is, is blind. Zeg dat wel, meester.

Critici zagen er opnieuw een teken in van de blindheid van de krant, die eerder al eens in opspraak raakte door een misplaatste (sarcastisch bedoelde) kop met het N-woord. Een andere lezer vond juist het stuk, waarin Dyson witten collectief beschuldigend toespreekt („jullie”), racistisch.

De tekenaar zelf zegt: „Mijn bedoeling was juist de in het stuk genoemde blanke agent te kakken te zetten, met gebruik van dat beeld van de Efteling.’’ De opinieredactie vond de illustratie heftig, maar vond dat het kon.

Dat lijkt me een vergissing. Ik vond de cartoon afgrijselijk, om verschillende redenen. Hij past in mijn ogen juist niet bij het artikel – een verband suggereren tussen het bloedige geweld in Amerika en een halfbakken relletje rond een Hollands pretpark wekt de indruk dat de krant het onderwerp niet echt serieus neemt, en ergens ook wel geinig vindt. Dat schept afstand, waar betrokkenheid hoort.

Daarnaast lift de tekening, hoe goed bedoeld ook, hoe dan ook mee op een primitief cliché. Een kritische blogger, de ‘Lezeres des Vaderlands’, noemt dat „geciteerd racisme” (‘ik zeg het niet zelf, ik citeer het alleen’). Dat kan nodig zijn, maar vaak is het stoer doen. Zo merkt zij op dat het denigrerende ‘neger’ bij columnisten van NRC Handelsblad en de Volkskrant meer opduikt dan in de Telegraaf, en vaak als „poging tot humor”.

Tot slot, óók iets om rekening mee te houden: zou de auteur, een (zwarte) Amerikaanse hoogleraar die geen weet heeft van beslommeringen om een kannibaal, zijn stuk met zo’n klap in zijn gezicht geïllustreerd willen zien? De chef opinie heeft hem een mail gestuurd om de cartoon toe te lichten, maar kreeg nog geen antwoord. Afgelopen dinsdag werd vervolgens voor een ander stuk, dat wél over de ophef rond het pretpark ging, na beraad met de hoofdredacteur gelukkig gekozen voor een foto (afzichtelijk genoeg) en niet voor wéér een cartoon.

Is de krant te vanzelfsprekend wit, en, mede daardoor, ongevoelig voor zoiets? De redactie is dat qua samenstelling in elk geval wel, en dat zal toch eens moeten veranderen, wil de krant tenminste voldoende scherpe maatschappelijke antennes houden. Je kunt anno 2016 niet cultureel of opiniërend toonaangevend willen zijn en tegelijk nog in de tijd leven waarin Sjors en Sjimmie gewoon twee onschuldige vriendjes waren.

Op de redactie lopen de meningen over dit onderwerp wel uiteen: sommige redacteuren vinden de krant schokkend ongevoelig en hardleers (een schreef een ingezonden brief, een ander twitterde kritisch over Vuijsjes stuk in „mijn krant”). Anderen vragen zich af waar rekening houden met gevoeligheden van groepen ophoudt, of vinden dat critici vooral spijkers op laag water zoeken.

Ja, die zijn er óók. Geen wonder, er is een verbeten polarisatie in dit debat geslopen, met stereotyperingen over en weer.

In dat perspectief is het bijvoorbeeld tekenend dat de krant sprinter Churandy Martina een „Nederlander” noemde toen hij topprestaties leverde, maar toen hij werd gediskwalificeerd hem omschreef als „uit Curaçao afkomstig”. Screenshots van het schandaal scheren als drones over het web.

Dat bericht (Nederlander Martina tussen wereldtoppers) stamt uit 2012, toen Martina een relatief onbekende was, en het hoe dan ook nieuws was dat een Nederlander tot de top doordrong. Het tweede bericht, over zijn diskwalificatie, is recent (Diskwalificatie na gouden race Martina, 8 juli), nu hij allang een gevestigde naam is. Dan is in de sportjournalistiek een bijvoeglijke bepaling als de „uit [...] afkomstige sprinter” heel gebruikelijk. Bovendien, wie het stuk leest over zijn triomf in 2012 en niet alleen de kop, ziet dat Martina daarin ook al wordt geïdentificeerd als „geboren en getogen op Curaçao”.

Hoger water vond ik dit. De krant schreef over Nederlanders in Engeland, onder wie „Somaliërs met Nederlandse paspoorten” (‘We dachten dat we erbij hoorden’, 6 juli). Waarom zo omschreven? Zijn zij geen ‘echte’ Nederlanders? De auteur, zegt dat hij wilde aangeven dat veel Somaliërs zich daar, na een relatief kort verblijf in Nederland, definitief vestigen. Ja, maar die uitleg had dan beter in het stuk kunnen staan.

Doet zoiets ertoe? Ja. In zulke emancipatiestrijd gaat het ook, soms vooral, om woorden, beelden en het veroveren van definitiemacht. Of, aardiger gezegd, om het vergroten van maatschappelijke representatie.

Een liberale krant moet daarin zakelijk en kritisch blijven – maar ook over zichzelf. Geen nieuwe dogma’s of verboden, wel oog krijgen voor eigen blinde vlekken, conform het gelijkheidsbeginsel van de krant. Ook als grap geciteerd racisme is niet grappig. En vooral: het niveau van de discussie bewaken, dus niet meegaan in het heen-en-weer aan hetzes dat je elders al volop vindt.

Nu we het daarover hebben: de schrijver Rob Waumans pleitte hier onlangs ook voor wat meer beschaving in het debat, nadat hij op Twitter in aanvaring was gekomen met Volkskrant-journalist Nadia Ezzeroili (Opeens was ik een blanke, elitaire overheerser, 4 juni). Hij had een ‘geintje’ gemaakt („Nadia is de dag begonnen met een flesje wodka” ) en de volle laag gekregen. „Ik moest kapot”, schreef hij dramatisch. Ezzeroili zette „alles op alles om haar vijfduizend volgers te laten zien dat ik een witte, elitaire klootzak ben.” Gelukkig kon hij zich „beheersen” en had hij de geseling „gedwee” ondergaan.

Het stuk werd veel gedeeld en kreeg bijval. Maar het punt is: in zijn vrome pleidooi deed Waumans precies wat hij Ezzeroili verweet: een (voor NRC-lezers) onbekende met wie hij ruzie kreeg, met naam en toenaam aan de schandpaal nagelen – en dan niet voor een paar duizend volgers, maar voor 200.000 kopers en een half miljoen lezers.

De redactie had dat niet zo moeten laten passeren, vind ik. Opinie is er niet om eenzijdig je gram te halen. Haar naam had kunnen worden weggelaten of de redactie had ook háár versie van de ruzie moeten vragen.

Want „gedwee”? Op het verlaten slagveld vond ik nog wel een roestige tweet van Waumans (Ezzeroili is niet meer actief op Twitter) waarin hij haar, uithijgend van de fittie, „een professionele idioot” noemt.

Ja zeg, laten we vooral beschaafd blijven.

Reacties: ombudsman@nrc.nl