Een man komt aanlopen. Hij moet bijna twee meter lang zijn, breed gebouwd. Hij versnelt zijn pas als hij bij de trap naar de ingang van het ziekenhuis komt. Zijn ogen zijn rood, glanzen van de ingehouden tranen, zijn onderkaak trilt oncontroleerbaar. Niemand van de vele journalisten zal hem nu lastigvallen.
Even later: drie vriendinnen vallen elkaar voor het ziekenhuis huilend in de armen. Opluchting, dit keer. Ze zijn ongedeerd. Een vrouw kan niet meer stoppen met praten. „We kijken naar het vuurwerk en zien een vrachtwagen naderen. Ik spring opzij, bovenop de omgevallen hekken, ik hou mijn tas voor me ter bescherming – kijk, zo.” Ze wijst naar haar tas, die ze voor haar buik houdt. „Het was vijf seconden doodstil. Toen kwam het gegil. Het was chaos. Ik wist niet waar mijn vriendin was…” Halverwege raakt ze de draad kwijt, nog steeds in shock.
Hier, voor het gespecialiseerde kinderziekenhuis Lenval, vlakbij waar de vrachtwagen op de Promenade des Anglais zijn dodentocht begon, is het trauma van Nice misschien wel het meest te proeven. Zeker tien van de in totaal 84 overledenen waren kinderen, een buitengewoon groot aantal. Quatorze Juillet is dan ook bij uitstek een familiedag, met de familie het vuurwerk bekijken een traditie.
Dat gold ook voor Eva van 14 en Matias van 11. Ze zagen met hun grootouders de vrachtwagen op een meter afstand langsstormen. De familie, zonder de kinderen, staat nu voor de ingang van het ziekenhuis. Ze hebben allemaal niet geslapen, niet gegeten. De grootouders zijn ongedeerd, al is oma nog steeds nauwelijks in staat te praten. Eva heeft wat botbreuken en mag zo naar huis, Matias moet nog een nachtje blijven, maar is buiten levensgevaar. „Hij moet zijn gered door de vrouw die over hem heen viel”, zegt de moeder. De vrouw overleed. Als Eva even later naar buiten mag, valt ze flauw. Haar familie draagt haar weer naar binnen tot het beter gaat.
Iedereen wordt gecontroleerd
Bij het ziekenhuis staan vier bewapende agenten voor de deur, iedereen wordt gecontroleerd, tassen moeten open. Dertig kinderen, bijna allemaal met Franse nationaliteit, van zes maanden tot achttien jaar oud, zijn hier sinds de nacht van donderdag op vrijdag behandeld. Ze vertonen, zegt chef van de Spoedeisende Hulp Philippe Babe, de klassieke kenmerken van verwondingen bij een auto-ongeluk. Botbreuken, hoofdtrauma, hersenschuddingen. Twee van hen zijn overleden, een Frans en een Zwitsers kind. Van een van hen is de vader gevonden – de moeder nog altijd niet. Vijf kinderen zijn in kritieke toestand.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2016/07/b5975850-5524-4f18-b497-806bda821b7a.jpg)
Van een kind dat in ernstige levensnood verkeert, weten ze niet wie het is. Van sommige andere kinderen is onduidelijk in welk ziekenhuis hun ouders zich bevinden. Familieleden zijn verspreid over meerdere ziekenhuizen, zijn elkaar soms kwijt. Regelmatig komen mensen het ziekenhuis inlopen in de vergeefse hoop een familielid te vinden. Het ziekenhuis zelf ontvangt de hele dag telefoontjes over vermisten.
De chaos, verklaart woordvoerder van het ziekenhuis Stéphanie Simpson even later, maakt deze situatie ook zo afschuwelijk anders dan een auto-ongeluk. Ja, ze hadden meteen een groot hulpteam. Ja, ze waren voorbereid op aanslagen. Er werd direct een noodplan ingesteld, ziekenhuizen werken samen, een team van psychologen biedt ondersteuning. Alles is onder controle, iedereen heeft zijn werk precies gedaan zoals het moet. Maar een aanslag op deze schaal, daar had niemand op gerekend. „De training hiervoor leek zo realistisch, nu het echt is lijkt het net een droom”, voegt ze toe.
Want hoe professioneel de hulpverleners ook, ook hen raakt dit duidelijk diep. De woordvoerster was tot tien minuten voor de aanslag zelf nog bij het vuurwerk met haar twee jonge kinderen. Arts Babe, met stoppels op zijn wangen, heeft sinds vannacht anderhalf uur geslapen. Een psychologe heeft kinderen en ouders moeten bijstaan die bij aankomst in totale shock waren. Ze konden soms niet praten, beseften niet dat een naaste was overleden. Ze lijkt op het punt te staan zelf te gaan huilen.
De familie van Eva en Matias zoekt iemand. Ze willen de schipper vinden die de kinderen hielp en naar het ziekenhuis bracht. Een man die een boot met de naam Lyre bezit. „Wát een solidariteit, iedereen hielp elkaar”, zeggen ze steeds weer. „Uitzonderlijk.” Die solidariteit zien we hier meer. Een jonge vrouw komt naar buiten. Ze ontsnapte net aan de vrachtwagen, maar wilde graag bloed geven. Om íets te doen. Vijftig meter verderop, langs de promenade, zakt een vrouw huilend in elkaar.
Een agent slaat zijn arm om haar heen, dwingt haar op te staan. Onbekende voorbijgangers troosten haar. In een volle kerk verderop wordt het Franse volkslied op het orgel gespeeld en uit volle borst meegezongen.
Maar naast verdriet groeit ook de woede. „Bij het EK was alles zo goed beveiligd. Zelfs in de supermarkt moeten we onze tas openen. En nu?” Een feestende menigte vol kinderen en van beveiliging was geen sprake, zegt de moeder van Eva en Matieu. C’est scandaleux. Verderop in de straat scheldt een man op een vrouw met een hoofddoek, zijn jonge dochter loopt naast hem.