Hervorming van de pensioenpremies kan de overheid in 25 jaar tot 40 miljard euro kosten. Zo loopt de staatsschuld op met 6 procent van het bruto binnenlands product. Dat blijkt uit berekeningen van het Centraal Planbureau (CPB). Ze staan in de nota over de toekomst van het pensioenstelsel die staatssecretaris Jetta Klijnsma (PvdA, Sociale Zaken) vrijdag naar de Kamer stuurde.
Klijnsma stelt voor de zogenoemde ‘doorsneepremie’ af te schaffen, waarbij alle werknemers evenveel pensioenpremie over hun loon betalen. Het kabinet vindt dit systeem onrechtvaardig, omdat jongeren daarin pensioenen van ouderen ‘subsidiëren’. De premie die jongeren inleggen kan veel langer renderen, maar ze krijgen er minder van terug. Bijvoorbeeld omdat een deel op latere leeftijd zzp’er wordt en buiten de pensioenregeling valt en omdat het aantal ouderen stijgt.
In plaats van deze doorsneepremie wil het kabinet naar een nieuw systeem waarbij deelnemers op jonge leeftijd relatief meer pensioen opbouwen. De hervorming kan in 25 jaar, volgens het CPB, maar het kabinet wil ook bestuderen of het in 10 jaar kan. De totale kosten van afschaffing van de doorsneepremie zijn 100 miljard euro, heeft het CPB eerder berekend. Zo groot is het ‘pensioengat’ dat dan ontstaat, omdat vooral de veertig tot vijftig-jarigen van nu meer premie hebben ingelegd dan ze terugkrijgen.
Om de afschaffing „evenwichtig” te laten verlopen en geen generaties te benadelen, kan de overheid fiscaal 40 miljard euro bijdragen, zegt het kabinet-Rutte II. Het idee is om met name de veertig- tot vijftigplussers een aantal jaren te compenseren bij de opbouw van hun pensioen. De resterende 60 miljard euro zouden werkgevers, werknemers en pensioenuitvoerders moeten zien te dekken.
Volgens het kabinet ontstaat hier financiële ruimte voor, omdat de pensioenpremies rond 2020 naar verwachting dalen en er dan geen premie voor het al afgeschafte vroegpensioen (VUT) meer betaald hoeft te worden. Door de hervorming van de premie kunnen pensioenfondsen ook meer beleggingsrendement behalen. De bijdrage van 40 miljard hoeft geen risico voor de schatkist te zijn, zegt het kabinet. De staatsschuld en de rente hierop lopen op, maar omdat de pensioenpremies licht dalen kan de overheid meer belasting heffen.