Ziek, zijn de bomen die in het Bonnefantenmuseum op de vloer liggen. De hars in de omgezaagde stronken is felblauw van kleur. Klaarblijkelijk is het hout heel geschikt om kinderkopjes en andere beeldjes van te maken, want die staan ernaast in een kratje. Volgens de uitleg zijn het souvenirs uit het dorpje Koemir in de Siberische Altaj-regio, dat sinds enkele jaren wordt geplaagd door neervallend ruimtepuin. De space debris mag dan van ver en lang geleden komen, de dorpsbewoners ervaren het als een zegen, want elke keer als zo’n kosmisch brokstuk op straat neerploft, raken ze in een creatieve roes.
De resultaten zijn nu in Maastricht te bewonderen, op de tentoonstelling The Altai Files van het Russisch-Nederlandse kunstenaarsduo Slava Shevelenko (1953) en Marta Volkova (1955). Zoals de uit hout gesneden, tweeslachtige figuur met een kruideniersweegschaal als kop, die in een goudglanzende vissenhuid is gestoken. Of de immense schilderijen van wandtapijten, altijd al geliefd bij de Russen, maar zeker bij deze dorpelingen, die beweren erop rond te vliegen. ‘Wandtapijt uit het huis van Irina Drozd. Op dit tapijt vliegt Irina al negen jaar’, luidt de verklaring, en: ‘Wandkleed uit het huis van de familie Morozov. Grootvader Morozov, zijn dochter en kleindochter vliegen sinds 2008 regelmatig op dit wandkleed.’
Wie Russisch kan lezen, herkent in het tapijtweefsel ook een slogan van het verbolgen poetineske Rusland. De Krim is van ons. De bittere lach door de traan, dit zo onmiskenbaar Russische sentiment, is overal voelbaar in The Altai Files. Shevelenko en Volkova hebben al vijfentwintig jaar, sinds hun vertrek uit de Sovjet-Unie (op de valreep, in 1991) het engagement uit hun werk geweerd. Het oude vaderland gebruikten ze hooguit als rariteitenkabinet, nooit voor een politiek statement. Omdat je wel kunt blijven terugkijken. En omdat er al zoveel Russische kunstenaars met het Sovjetverleden bezig waren. Maar na de laatste intriges van het Kremlin konden ze niet blijven zwijgen, zegt Shevelenko: „We zijn ingehaald door het verleden, op de meest cynische manier denkbaar.”
Wie hun werk kent, weet dat de wetenschap achter hun krankzinnige universum niet te serieus moet worden genomen. Toch gebeurt dat regelmatig. Bezoekers van de Hermitage in Amsterdam dachten in 2013 dat het inderdaad de kosmonaut Joeri Gagarin was, die in zijn vrije tijd een romantisch filmpje had geschoten. En zoals het duo voor hun tentoonstelling From the life of the Beetles in Düsseldorf zogenaamd afreisde naar een zoölogisch laboratorium aan de Wolga, beweren ze voor The Altai Files op expeditie te zijn geweest naar een dorpje met de naam Koemir, dat ‘afgod’ betekent in het Russisch.
‘Voorwaarts, Rusland!’ staat op een honderdtal viltsloffen gedrukt. Volksvlijt, mede mogelijk gemaakt door de voortdurende kosmische rommelregen. De boodschap is helder. Vijfentwintig jaar na dato regeren de Sovjets nog steeds over het zieke Rusland. Het volk ijlt. Maar is de koorts ooit wel eens gezakt?
Shevelenko: „In de jaren tachtig leek het er even op. Toen heerste in bepaalde kringen het besef dat het tijd was om in het reine te komen met de geschiedenis. Om fouten te herstellen en te voorkomen, zoals Duitsland dat is gelukt. Maar helaas. Anno 2016 is Rusland weer door dezelfde nationalistische, imperiale grootheidswaan bevangen. Wat het nog tragischer maakt, is dat nu ook de intelligentsia met het virus is aangestoken. Hun gekte doet denken aan wat de Europese elite bezielde aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Je houdt je hart vast.”
Maar in de tijd dat er nog hoop was, hebben jullie je biezen gepakt.
Volkova: „Die hoop was vlak na de Perestrojka de kop ingeslagen. Je zag toen al welke kant het op zou gaan. En we wilden eindelijk eens gewoon ons werk kunnen doen. Na de kunstacademie kregen we twee mogelijkheden: óf we voegden ons in het systeem, óf we gingen ondergronds. In het eerste geval zouden we alle voordelen van het regime genieten, van staatsopdrachten tot een gerieflijk atelier, in het laatste geval moesten we het maar uitzoeken. We hadden niet het gevoel dat we echt een keuze hadden. Niet als serieuze kunstenaars. Dus gingen we maar ondergronds. Om daar te overleven, moest je je in bochten wringen. Zo ontwierp Ilja Kabakov kinderboeken – verdiende niet slecht, maar de kinderliteratuur in de Sovjet-Unie was ook al zo ideologisch vergiftigd, daar wilden wij niet aan meewerken. Voor een appel en een ei zijn we toen tekenles gaan geven aan kinderen. Maar de clandestiene tentoonstellingen waar we aan meededen, genoten veel aandacht, niet in de laatste plaats die van de KGB.”
Hebben jullie nog wel feeling met het huidige Rusland?
Shevelenko: „We hebben dagelijks contact met oude vrienden en volgen de paar onafhankelijke media die er nog online bestaan. De manier waarop andersdenkenden worden afgestraft heeft een absurde, maar griezelige bijsmaak. Zo werd de kunstenaar Pjotr Pavlenski achter de tralies gezet omdat hij de voordeur van de Veiligheidsdienst, de FSB, heeft beschadigd. Besef dat de FSB doodleuk op hetzelfde adres zit als zijn voorganger, de KGB. De officiële aanklacht luidde dat Pavlenski iets van grote historische en culturele waarde heeft vernield, omdat onder Stalin in dat gebouw veel mensen gevangen werden gehouden ‘die van groot belang waren voor de Russische cultuur’. Je verzint het niet.”
Over verzinnen gesproken: houden we de schijn hoog dat de bewoners van Koemir door het ruimteafval met artistieke gaven zijn begeesterd? Want in een dorpje in Kazachstan is wel degelijk het verband gelegd tussen neervallend ruimtepuin en een mysterieuze slaapziekte.
Volkova: „Zie je, de werkelijkheid haalt je toch wel in. Onze installaties zou je kunnen vergelijken met de mockumentary’s van de Oostenrijkse regisseur Ulrich Seidl. De truc is dat je de verbeelding verbindt met onverwachte werkelijke gebeurtenissen waarvan je inderdaad zegt: ‘je verzint het niet’. Steeds verkennen we dat spanningsveld, onderzoeken we het moment waarop mythen hun intrede doen. En dan met name de collectieve mythen, die sterk het product zijn van ‘wishful thinking’. Eerst is er altijd de hoop, het verlangen. In The Altai Files zijn dat de in Rusland heersende mythes, die stuk voor stuk overblijfselen zijn van vroeger, maar in een nieuw jasje.”
Jullie zetten steeds verschillende personages aan het werk – in de Hermitage waren het kosmonauten die de schilderkwast oppakten, nu zijn het Siberische vrouwtjes. Met als gevolg dat de werken een heel uiteenlopend karakter hebben.
Volkova: „De kunstkritiek gaat graag op zoek naar de onmiskenbare signatuur van een kunstenaar. Wij blijven liever wat minder herkenbaar, dat schept ruimte. Misschien komt het omdat onze eigen handschriften, van Slava en mij, al zo verschillend zijn, dat we ons zonder scrupules die van andere, fictieve figuren aan hebben gemeten.”
Deze installatie draagt ook een ernstige, politieke klacht in zich mee. Vonden jullie het moeilijk om die te verenigen met het speelse karakter van jullie werk?
Shevelenko: „We hebben er inderdaad lang over getwijfeld. Juist omdat we zoveel moeite hebben moeten doen om in het Westen een plek voor onze kunst te verwerven, zonder dat we steeds als ‘dat Russische duo’ werden voorgesteld. Maar de recente ontwikkelingen schreeuwen om een reactie, en we hopen dat we onze reactie hebben gegeven in een taal die nog steeds de onze is. We hoeven dit ook niet zo nodig in Rusland te exposeren, want het zou daar worden opgevat als westerse agitprop. De essentie zou verzanden in een brij van ophef en verontwaardiging.”
Hoe kwamen jullie bij de Altaj? Omdat die regio zo rijk is aan sprookjesachtig bodemmateriaal?
Volkova: „Sprookjes liggen er genoeg, want er is geen bijgeloviger volk dan het Siberische. Zo werd er in 1993 een mummie gevonden uit de vroegere ijzertijd, in de volksmond de ‘Oekokprinses’ genoemd. Nu worden er handtekeningen ingezameld om haar te herbegraven, omdat, zo gelooft men, alle ellende in Rusland is begonnen nadat ze haar uit het graf hebben gelicht. Wederom, je verzint het niet. En misschien is het wel waar. Ik hoop het, dan zou de toestand in Rusland toch op betrekkelijk eenvoudige wijze een happy end kunnen krijgen.”