Veenkolonie herrijst in spektakel

„Het is zoals het is, het is zoals het is / soms is ’t goed, meestal is ’t mis”, zingen de arme sloebers die in de negentiende eeuw in een Drentse veenkolonie een karige boterham moesten verdienen onder een streng bevoogdend regime dat hen tot betere burgers dienden te maken. Een lied in Brechtiaanse stijl dus, dat heel goed de toon zet in dit massaspektakel op de royaal bemeten binnenplaats van het Gevangenismuseum in Veenhuizen – waar het allemaal ook echt is gebeurd.

Het Pauperparadijs in het Gevangenismuseum.Foto Reyer Boxem

Het Pauperparadijs, naar het succesboek van Suzanna Jansen, vertelt het verhaal van die paupers. En ook van generaal Johannes van den Bosch die ooit het initiatief nam tot deze werkverschaffing met heropvoedingsbedoelingen. Maar louter documentair is deze spectacle coupé niet. Er is bovendien een Romeo en Julia-achtige romance doorheen verweven die hopeloos stuk lijkt te lopen op de barre omstandigheden waaronder destijds moest worden gewerkt.

Zo weet regisseur Tom de Ket, die ook het script schreef, de fictie knap te vermengen met de overvloed aan harde feiten. En voor extra betrokkenheid zorgt een verteller die zich allengs meer opwindt over het negentiende-eeuwse onrecht en tenslotte zelfs de generaal ter verantwoording roept. Daartoe schiep De Ket rake, scherp afgetekende scènetjes en een telkens verrassende enscenering, waarmee de vaak gespannen en gespierde muziek van Lavalu één beeldend geheel vormt.

Paul R. Kooij is een beweeglijke verteller en Dragan Bakema speelt de generaal zo genuanceerd dat ’s mans betuttelend ogende liefdadigheid meer dan alleen afkeer oproept. Steyn de Leeuwe en Margreet Boersbroek vormen een mooi liefdespaar – rebels, maar ook gevoelig.

Soms zet De Ket het toenmalige onrecht nadrukkelijk af tegen de hedendaagse zorg. Maar zo makkelijk laten de voedselbanken en de schuldsanering van tegenwoordig zich niet met vroeger vergelijken. Ook zonder die expliciete actualiteit is Het Pauperparadijs al pakkend genoeg.