Als er gevaar dreigt, wordt een fietser gehoorzaam

Parkeerprobleem. File. Groene golf. Woorden die vroeger bij auto’s hoorden, hebben nu op de fiets betrekking.

Is dit de archetypische Amsterdamse fietser? Hij zwenkt op zijn bakfiets uit een zijstraat van links en maant een auto die van rechts komt en nog geen 30 gaat, met een handgebaar: rustig aan, jij. Dan rijdt hij de stoep op en parkeert zijn fiets voor de bakkerij. Als hij daar klaar is, fietst hij ontspannen over de stoep terug.

Of dit? Een vrouw van boven de zestig komt met vaart de brug af, zij heeft voorrang, maar een meute staat zo dicht op de haaientanden dat ze in haar remmen knijpt. De vertraging brengt haar uit evenwicht, ze probeert al doorrollend haar voet op de grond te zetten, struikelt half, maar komt vlak voor het stoplicht veilig tot stilstand.

Of zijn dit ze? Een groep van zeven of acht jonge Spanjaarden die vrolijk bellend en gillend tegen het verkeer in over het fietspad slingeren. Van het achterste meisje zwaait het stuur ineens om, zodat ze in een klap tot stilstand komt, haast omvalt en lachend de stoep op krabbelt. Haar vrienden willen wel naar haar terugfietsen, maar hoe keer je zo’n ding?

Ja, het Amsterdamse fietsen is een succes. Iedereen zit erop. Het aantal fietsritten blijft maar groeien – elke dag zo’n 670.000 – terwijl het gebruik van de auto gestaag afneemt. Toeristen klauteren op felgekleurde huurfietsen, ouderen blijven meedoen op de elektrische fiets en elk jaar komen weer duizenden studenten méér naar de hoofdstad en die kopen een barrel waarmee ze naar college en kroeg rijden.

En wat gebeurt er dan? Dan neemt de fiets in het collectief bewustzijn de trekken van de auto aan. De fiets is getalsmatig het dominante verkeersmiddel in Amsterdam – in de binnenstad neemt-ie nu ruim 65 procent van alle verplaatsingen in – en veel bewoners en andere weggebruikers projecteren de ergernis die ze vroeger voor de auto reserveerden, nu op de fiets.

Je hoeft maar de verkeersnota’s van Amsterdam te lezen en je ziet hoe de woorden die vroeger bij auto’s hoorden, ineens bij de fiets worden gebruikt. Parkeerprobleem. File. Groene golf. De wethouder van verkeer is van de ouderwetse autopartij VVD, Pieter Litjens, en wat voor maatregelen neemt hij? Hij zorgt dat de fiets in de stad voorrang krijgt.

Een van de experimenten die een jaar geleden werden uitgevoerd om te kijken met welke maatregelen de drukte in de (binnen)stad het beste zou kunnen worden verzacht, betrof het afsluiten van de zogenoemde 9 Straatjes, een populair winkelgebied in de grachtengordel, voor autoverkeer in de weekenden.

En wat gebeurt er in deze paradijselijke toestand? „Het aantal verkeersconflicten neemt niet af, maar stijgt zelfs licht”, aldus een gemeentelijk onderzoek naar dit experiment. Een tabelletje toont dat de fiets in 52 procent van de gevallen de „betrokken conflictpartner” was.

Voetgangers, waarvan er op het drukste moment van de dag 140 à 190 per kwartier de straat overstaken, waren bij 38 procent van de „conflicten” betrokken.

In een ander staatje zien we dat veruit de grootste irritatie bij bewoners, winkeliers en bezoekers de fiets is: 75 van de 100 ondervraagden noemen hem. Hij is ellendiger dan de scooter (62 procent) en zelfs dan de favoriete Amsterdamse pispaal, de toerist (57 procent).

De zwerm

Is het echt zo erg? „Amsterdam is de eerste stad waarbij de fiets voor auto-achtige problemen zorgt”, zegt Mirjam Borsboom van de Dutch Cycling Embassy, een promotiebureau voor het Nederlandse fietsen. Maar, zegt ze er meteen bij: „Die problemen worden een beetje gehypet.”

Marco te Brömmelstroet, vervoersplanoloog aan de Universiteit van Amsterdam, zegt dat de fiets wel voor uitdagingen zorgt, „maar die zijn onvergelijkbaar met de disruptie die auto teweegbracht in onze steden en openbare ruimte”. Hij wijst op de „1,3 miljoen doden per jaar” waar auto’s voor verantwoordelijk zijn.

Te Brömmelstroet is de man van „de zwerm”. Hij vergelijkt fietsers in de stad met spreeuwen die in een collectieve beweging dicht opeen door de ruimte bewegen.

Wie een ochtendje gaat kijken op een willekeurig onmogelijk kruispunt, ziet wat Te Brömmelstroet bedoelt. Op het kruispunt na de Berlagebrug richting Amstelstation bijvoorbeeld. In een uurtje ochtendspits kruisen hier al gauw drieduizend fietsers over en weer – plus nog trams, bussen, auto’s, motoren, scooters, voetgangers – het is in 2014 geteld door UvA-onderzoekers.

Het is of de gemeente dit kruispunt extra spannend heeft willen maken, door de verkeerslichten zo af te stellen dat fietsstromen oost/west en noord/zuid er niet door uiteen worden gehouden; zij moeten door elkaar heen rijden, enkel gereguleerd door de gewone voorrangsregels. De verkeerslichten zijn er louter om fietsers en voetgangers van het gemotoriseerd verkeer te scheiden.

Het eerste dat opvalt: wat letten die fietsers goed op elkaar. Ze berekenen voortdurend kijkend de variabelen van hun positie ten opzichte van de anderen, met maar één constante: behoud van energie – een fietser remt vooral om zijn vaart te behouden en zet alleen een voet op de grond als het echt niet anders kan. Enige uitzonderingen op deze regel: heel jonge kinderen (maar die zitten meestal achterop of in de bakfiets) en ouderen (maar in dit spitsuur passeerden misschien vier fietsers die ouder waren dan vijftig).

In dat uur kijken: geen enkel ongeluk, zelfs geen bijna-ongeluk. De fietsers zijn, ook al rijden sommigen harder dan 20 kilometer per uur, soepel genoeg om in de schijnbare chaos het gevaar te mijden.

De regels naar hun hand

De onderzoekers van de UvA, geleid door Te Brömmelstroet, onderscheidden de volgende fietstypes: Conformisten, die zich altijd aan de regels houden. En non-conformisten, die met of zonder negatieve gevolgen voor andere weggebruikers de regels naar hun hand zetten.

De conformisten zijn in de spits bij de Berlagebrug overweldigend in de meerderheid. Dat is zeker niet overal in de stad het geval. Je kunt zien dat een gevaarlijk kruispunt als dit gehoorzaamheid afdwingt. Er staan telkens kluitjes van tien of twintig fietsen te wachten voor het verkeerslicht.

Nog iets wat opvalt: wat zijn die fietsen allemaal goed. Je hoort het zoemen van de kettingen, en nog maar heel af en toe een ratelende slag in het wiel of een jankende rem. Waar zijn de echte barrels gebleven? De fiets, zegt de Groningse verkeerspsycholoog Dick de Waard, is een uitdrukking geworden van de persoonlijkheid. Hij was onlangs in Japan en verbaasde zich over de lelijkheid van de fietsen daar, met allemaal een mandje voorop. In Amsterdam rijden designfietsen van hout naast ebikes en maatrijwielen. „Zo iemand ben ik, zegt zo’n fiets.”

De Waard, Te Brömmelstroet en Borsboom zijn het erover eens dat ook in Amsterdam de fietser nog altijd een sociaal slag mensen is, die contact zoekt in het verkeer en de hersens van zijn medeweggebruiker aftast. Er zijn alleen twee problemen in de stad: het aantal fietsers in de beperkte ruimte. „Het wringt”, zegt De Waard. En de toenemende verschillen tussen de verschillende fietsers.

De tastende toerist op zijn huurvehikel, de bakfietsmoeder die haar kwetsbaarheid als wapen inzet en met haar trage gevaarte voorrang neemt, de kantoormannen die als scholieren naast elkaar de volle breedte van het fietspad in beslag nemen en de racer die op weg is naar een tochtje buiten de stad, maar er binnen alvast op temperatuur komt – hun snelheid ligt kilometers uit elkaar en hun gedrag ook.

Dat is een van de vier randvoorwaarden voor het ‘zwermgedrag’ van Te Brömmelstroet: „Relatieve homogeniteit, zodat het makkelijker wordt om je gedrag in overeenstemming te brengen. Vooral in snelheid, maar ook in gedrag.”

Hier is de multiculturaliteit van de stad in niet-etnische zin een hindernis. En het is de vraag of het filmpje daarbij helpt, dat Amsterdam Marketing heeft opgenomen met een fietsinstructeur voor toeristen. Het is een cabaretier, die toeristen vertelt „hoe te overleven in de verkeersjungle van Amsterdam”. Hij heeft een steenkolen-Engels accent en demonstreert het ene moment dat je ook liggend op de grond je fiets kunt bestijgen (haha) en het andere moment dat je rechts moet houden en liefst op de fietspaden moet rijden. Maar welk advies gaan de toeristen dan opvolgen?