Noem me een softie, maar als jongen heb ik eigenlijk nooit van straaljagers gehouden. Vroeger op weg naar Vlieland gierden ze laag over de veerboot, duikend naar hun doelen op de zandplaat. Waren het Starfighters?
Later, toen ik twaalf was, bulderde er een hele formatie over ons huis. Mijn zus en ik stonden aan het venster; het was nog te donker om ze te tellen. Ze bleven maar komen, minutenlang. Mijn vader zette de radio aan, maar daar was alleen muziek op. ‘Ze gaan de gijzelaars bevrijden’, zei hij.
Het wáren Starfighters. F-104’s voor de kenners. Het was zaterdag 11 juni 1977; de straaljagers namen met een ‘geluidsbombardement’ deel aan de bestorming van de gekaapte trein bij De Punt. Twee passagiers en zes van de negen Molukse kapers werden daarbij gedood.
Deze ‘Operatie Mercedes’, waarvan ik de weergalm heb gehoord, duurde elf minuten. Het was elf minuten oorlog boven de spoordijk langs de Drentse Aa – Time Magazine trok er drie pagina’s voor uit. Op het heetst van de Koude Oorlog hadden we die Starfighters gekocht om de Russen af te schrikken, maar we zetten ze in als afgerichte roofvogels boven eigen grondgebied, tegen eigen ingezetenen.
Op mijn twaalfde had ik nog geen mening over het gebruik van geweld door de overheid. Mijn zus, viereneenhalf jaar ouder dan ik, al wel. ‘Stel er komt oorlog en niemand gaat er naar toe’, stond er op haar slaapkamerdeur. Ze gaf me een gebroken geweertje en moedigde me aan om dienst te weigeren.
Ik wist het niet. Wat ik nu wel weet: we zijn veel minder terughoudend over het gebruik van geweld. Laat ik voor mezelf spreken. In juli 1995 was ik vóór een acute luchtaanval met F-16’s, de opvolger van de Starfighter. Voortrollende tanks van generaal Mladic dreigden Srebrenica onder de voet te lopen; als correspondent had ik de kwetsbaarheid van de door Dutchbat bewaakte enclave uit de eerste hand leren kennen.
Op 11 juli 1995 verschenen ze aan de hemel, twee Nederlandse F16’s. Voorop ging pilote Manja Blok, de eerste vrouwelijke jachtvlieger van de luchtmacht. In het dal beneden gidste een forward air controller haar naar een formatie tanks en pantserwagens: ‘Pakken die zooi’. Tot twee maal toe wierp ze een 500-ponder af, ik heb scherven daarvan een jaar later uit de krater gepeuterd en bewaar ze nog altijd in een blikje.
De luchtaanval kwam te laat en had een averechts effect. Onmiddellijk dreigde Mladic krijgsgevangen Dutchbatters te doden. De afgeworpen bommen maakten hem nog driester dan hij al was. In plaats van zich terug te trekken, beval Mladic zijn troepen om diezelfde middag door te stoten – met alle gruwelijke gevolgen van dien.
En nu in mei 2016 zijn de eerste JSF’s gespot, vroege vogels in de Friese weiden als voorbode van een zwerm. F-35’s voor de fans. Eentje vloog dinsdag een ereronde boven Nederland om onze ooh’s en aah’s in ontvangst te nemen. Best een onooglijk ding, maar dit is ’m dan: de langverwachte opvolger van de F-16 waaraan we 4.500.000.000 euro spenderen. Tussen de spotters stonden jongens en meiden met een spandoek: ‘Niet in mijn naam.’
Graag sluit ik me bij die leuze aan. De aloude F-16’s schijnen nog decennia mee te kunnen. Los van de argumenten over de huiveringwekkende kosten (stel dat die 4,5 miljard was besteed aan onderwijs, wijkagenten, stageplaatsen, buurtwerkers...) en de kans dat de Joint Strike Fighter het museum in kan tegen de tijd dat ‘ie gevechtsklaar zal zijn (want ingehaald door de drone), heb ik nog een bezwaar: dat we dit oorlogstuig ‘missies’ laten uitvoeren die zich tegen ons keren.
Straaljagers brengen ongeluk, daar zijn ze voor gemaakt. Onbedoeld, als was het om dat nog maar eens te demonstreren, viel er donderdagmiddag nog een uit de Friese lucht, een F-5 van het Zwitserse stuntteam – nog een wonder dat de piloot zich in veiligheid wist te brengen en vooral: dat zijn toestel net naast een woonhuis viel.
Ook de huidige inzet van de Nederlandse F-16’s boven IS-territorium voorspelt weinig goeds. Neem alleen al de oncontroleerbaarheid van wat ze teweegbrengen. Begin mei keerden verontwaardigde Kamerleden terug van een bezoek aan hun basis in Jordanië: de Nederlandse piloten zouden boven Syrië amper in actie komen omdat hun communicatie niet via de satelliet verloopt.
Prompt twee weken later verklaart Defensie dat haar F-16’s ‘tientallen IS-strijders hebben uitgeschakeld’. Hoe kan ik weten of dit waar is? Moet ik minister Hennis-Plasschaert blindelings geloven? En stél dat het klopt... er is toch hopelijk niet ineens flink bijgebombardeerd om de indruk weg te nemen dat Nederland voor spek en bonen meedoet?
Onze motieven om te bombarderen zijn onzuiver. Ik wantrouw de officiële lezing. De doelen die onze F-16’s uitschakelen zouden bestaan uit ‘aanvoerlijnen, bermbomfabriekjes en IS-strijders’. Maar worden die ook getroffen? Hoe zit het met nevenschade? Het al dan niet per ongeluk raken van ziekenhuizen – zoals deze week nog in Aleppo? Komen vergissingen en afzwaaiers alleen voor rekening van de Amerikanen en de Russen? Ik geloof er niets van.
Op de selectief vrijgegeven cockpitfilmpjes zijn na een inslag bloemkoolachtige stofwolken te zien – naar wie daaronder liggen te sterven blijft het gissen. Voor ons op de bühne geven de beelden het gevoel dat we hard en raak terugslaan in het terroristennest. Is dát het werkelijke doel?
Het afwerpen van bommen langs Eufraat en Tigris tekent onze machteloosheid, niet onze macht. Van alle anti-terreurmaatregelen is het de meest roekeloze. Zeker, de dodelijke drone-aanval op IS-beul Jihadi John, onthoofder van een half dozijn gijzelaars in oranje overalls, juich ik toe.
Maar het gros van de luchtaanvallen boven Irak en Syrië is minder specifiek gericht. Het middel is te bot, de kans dat er voor elke gedode terrorist twee nieuwe opstaan levensgroot. Een JSF mag dan uitgerust zijn met slimmere bommen en geleidingssystemen, straaljagers breken af wat duizenden kilometers verderop in achterstandswijken met veel moeite (uit hetzelfde oogmerk van terreurbestrijding) wordt opgebouwd.
Je eigen glazen ingooien, jezelf in de voet schieten: het is eerder gebeurd bij de inzet van luchtsteun. Ook in eigen land. Mijn Molukse schoolgenoot Dicky Helaha heeft de zes gedode kapers van de bestormde trein bij De Punt willen wreken door in maart 1978 met twee handlangers het Provinciehuis in Assen te bezetten. ‘Moluks zelfmoordcommando’ noemden ze zich. In koelen bloede vermoordde Dicky een planoloog. Bij het verstrijken van het ultimatum trok hij een zwart hemd aan, een doodskleed. Hij omhelsde zijn vrienden, nam afscheid van het leven en werd nog net op tijd door binnenvallende mariniers overmeesterd (waarbij door een schot uit Dicky’s pistool nog een tweede dode viel).
Geweld lokt geweld uit. „We zijn in oorlog”, sprak president Francois Hollande na de aanslagen in Parijs in november vorig jaar. Daar lijkt het wel op, met die wirwar van straaljagers boven het tweestromenland. Ook ginds wekken het gehuil van bange kinderen en de aanblik van afgerukte lichaamsdelen wraakzucht op. Steeds opnieuw zullen er overlevenden zijn die de dood van hun vrienden of familieleden willen wreken – in Düsseldorf, Bagdad of Brussel – evengoed met explosieven.
In januari vorig jaar stond ik op de avond van de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo met mijn 12-jarige dochter tussen de betogers op de Dam. Ik hield een pen omhoog, meer omdat ik wenste dat de pen machtiger is dan het zwaard, dan dat ik er daadwerkelijk in geloofde. Ik ben niet van de weeromstuit pacifist geworden, maar ik geloof wel dat het terugslaan met F-16’s boven de woestijn eerder deel is van het probleem dan van de oplossing.
De voorgespiegelde precisie ten spijt, de bombardementen scheppen meer leed, meer haat, meer oog om oog, tand om tand – ver weg en dichtbij.
„De mensen die dagelijks worden geterroriseerd door IS hebben niets aan onze wraak”, lichtte de Canadese premier Justin Trudeau in februari toe waarom zijn regering haar F-16’s terugtrekt. „Ze hebben onze steun nodig.” Met welk type gevechtstoestellen dan ook, deelname aan de zogeheten Air Task Force Middle East: niet in mijn naam.
Waarom Frank Westerman tegen bombardementen op Syrië is