Een groep uitgehongerde Syriërs stond begin mei in Daraya te wachten op een hulpkonvooi van de Verenigde Naties. De buitenwijk van Damascus wordt belegerd door troepen van het regime van president Assad en is sinds 2012 volledig verstoken van hulp. Onder zware internationale druk was het regime akkoord gegaan met de hulpleverantie. Maar de vijf vrachtwagens met medicijnen en melkpoeder voor baby’s hebben Daraya nooit bereikt.
Volgens het Rode Kruis werd het konvooi teruggestuurd bij de laatste controlepost buiten Daraya. Die werd bemand door de gevreesde Vierde Pantserbrigade, die onder bevel staat van Maher al-Assad, de jongere broer van de president. Terwijl het konvooi rechtsomkeert maakte, begon het regeringsleger mortieren af te vuren op de groep burgers die wachtten op het konvooi. Twee mensen kwamen om het leven. Vijf anderen raakten gewond.
Woensdag bereikte een nieuw konvooi alsnog Daraya. Onder Russische bemiddeling is een lokale wapenstilstand gesloten. Maar tot frustratie van de VN en hulporganisaties bevatten de vrachtwagens slechts een kleine hoeveelheid medicijnen, vaccinaties en babymelk. Voedsel mocht er van het regime niet in. De VN schatten dat er nog zo’n 4.000 burgers zijn in Daraya, dat vlakbij een grote luchtmachtbasis ligt. Zij overleven op soep van linzen, rijst en gras.

De situatie in Daraya is illustratief voor hoe het regime hulp gebruikt als oorlogswapen. Volgens Siege Watch worden ruim een miljoen burgers op vijftig plaatsen in Syrië belegerd, vooral door regeringstroepen. Volgens het oorlogsrecht moeten strijdende partijen hulp toelaten. Maar verzoeken van de VN om toegang worden door het regime vaak genegeerd. Als onderdeel van de wapenstilstand die in februari werd gesloten, stelden de VN een ultimatum: voor 1 juni moesten de strijdende partijen hulp toelaten tot de belegerde gebieden. Zo niet, dan zou er vanuit de lucht voedsel worden gedropt. De VS, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk dringen nu aan met die voedseldroppings te beginnen. „Hoewel droppings complex, kostbaar en riskant zijn, zijn ze de enige manier om het menselijk leed te lenigen in de vele belegerde gebieden”, zei de Britse buitenlandminister Philip Hammond.
Droppings kunnen een fysiek gevaar vormen voor mensen voor wie ze bedoeld zijn
Rode Kruis, in een alarmbrief
Het Wereldvoedselprogramma (WFP) heeft sinds februari 44 droppings uitgevoerd boven de oostelijke stad Deir es-Zor, waar 100.000 burgers in regimegebied worden belegerd door Islamitische Staat. Maar dat is tot nu toe de enige locatie. De VN-Veiligheidsraad komt deze vrijdag bijeen om de droppings te bespreken.
Het Rode Kruis wijst in een alarmbrief op de gevaren. „Droppings kunnen een reëel fysiek gevaar vormen voor mensen voor wie ze bedoeld zijn.” Veel belegerde gebieden zijn dichtbevolkt en liggen in steden. „Om verwondingen te voorkomen en te zorgen voor de ordelijke en geweldloze distributie van hulp moet de dropzone voldoende worden gecontroleerd.”
Dat is meestal niet het geval. Wat de gevolgen kunnen zijn, bleek in februari, toen het WFP 21 pallets met rijst kip en bonen dropte boven Deir es-Zor. Tien pallets raakten zoek, vier raakten beschadigd en zeven landden in niemandsland tussen de strijdende partijen. Volgens het WFP zijn droppings echt een laatste redmiddel.
Vrijdag is er weer een hulpkonvooi voor Daraya gepland. Dit keer mét voedsel. Het WFP verwacht dat de strijd dan net als woensdag tijdelijk zal worden gestaakt.