Versiering was taboe in de ontwerpen van het Bauhaus, de school voor kunst en vormgeving die in 1919 door de architect Walter Gropius in Weimar werd gesticht. De vorm moest volgen uit de functie van een gebouw of een voorwerp, en daarbij gold, in de woorden van de later naar Amerika uitgeweken Bauhaus-directeur Ludwig Mies van der Rohe, ‘minder is meer’. In de architectuur leidde dat tot invloedrijke betonkolossen en wolkenkrabbers, in het meubelontwerp tot elegante ontwerpen die bijna een eeuw na dato nog steeds in iedere designwinkel te vinden zijn.
De BILLY-boekenkast van IKEA is het succesrijkste voorbeeld van twintigste-eeuws Scandinavisch design. Geïnspireerd door het functionalisme van Bauhaus en door het gelijkheidsideaal in de politiek kwamen noordse designers met meubelen en gebruiksvoorwerpen die even minimalistisch gevormd als esthetisch verantwoord waren (denk aan de stoelen van Arne Jacobsen en de vazen van Alvar Aalto), en vaak nog laaggeprijsd ook (denk aan H&M en Marimekko).
Alleen al als uitvinder van de little black dress zou Coco Chanel (1883-1971) verzekerd zijn van een plaats in de cultuurgeschiedenis. Maar ze heeft veel meer modeklassiekers op haar naam. Het naar haar genoemde mantelpakje bijvoorbeeld. Chanel No. 5, het eerste parfum op basis van synthetische geurstoffen. De gebreide jas en de jersey-jurk. Kralen en borduurwerk als versiering. La marinière, de Bretonse streepjestrui die onderdeel werd van een complete zeemansstijl. En niet te vergeten de garçonne-look (kort haar, comfortabele mannenkleren) die haar al in de jaren twintig tot kopstuk van de Eerste Feministische Golf maakte.