Als historici over honderden jaren terugkijken op het rock-’n-roll-tijdperk, welke artiest zullen zij zich dan herinneren?
In een longread in The New York Times Magazine stelt journalist en schrijver Chuck Klosterman dat het antwoord niet zo eenvoudig is als bijvoorbeeld de onmiddellijke associatie die reggaemuziek met Bob Marley oproept.
The Beatles? Bob Dylan? Elvis Presley?
Alle pijlen wijzen richting The Beatles. De band uit Liverpool was decennialang de populairste ter wereld en bijna alle bands die daarna kwamen zijn schatplichtig aan The Beatles. Maar ook The Beatles zijn volgens Klosterman niet geschikt om door middel van mythologisering de tand des tijds te kunnen doorstaan. Hiertoe is één enkel individu noodzakelijk.
Het moet daarom wel Elvis Presley of Bob Dylan worden. Van Elvis wordt immers gezegd dat hij de uitvinder is van rock-’n-roll en Dylan heeft in zijn decennialange carrière zo’n beetje elke artiest beïnvloed. Toch zijn ook zij volgens Klosterman niet geschikt: Elvis’ rol was eigenlijk al in 1973 uitgespeeld en met hem als rockicoon zou rock te veel richting showbizz neigen. Kameleon Dylan kan onmogelijk als rockartiest worden gezien: met hem als symbool zou rock te politiek worden, aldus Klosterman.
Elvis is volgens Klosterman te veel showbizz:
And the winner is…
Er is eigenlijk maar één logisch antwoord, en het zijn niet de leden van The Rolling Stones. Die band voldoet weliswaar aan een hoop voorwaarden (populariteit, invloed, drugsgebruik), maar wordt overtroffen door één man: Chuck Berry. Berry is geen rockartiest, hij is de belichaming van rock. Net als rock is de muziek van Berry simpel, direct en gedrengd in rhythm-and-blues. En net zoals rock is Berry wetteloos, geobsedeerd door seks en verbonden met mythe en legende.
John Lennon had het al eens gezegd: “Als rock-’n-roll een andere naam zou moeten krijgen, zou het Chuck Berry zijn.”
Johnny B. Goode, het bekendste nummer van Berry: