Beeldhouwkunst Vloeiende Madonna’s

Gemaakt in de eerste eeuw voor Christus en teruggevonden in 1506, geldt de Laokoöngroep als het mooiste voorbeeld van de hellenistische beeldhouwkunst, die op haar beurt weer het hoogtepunt is van de Griekse sculptuur. Michelangelo was maar een van de vele renaissancekunstenaars die zich door de dynamiek van het beeld lieten beïnvloeden. Het aantal parodieën op de sterfscène van de mythische Laokoön en zijn zonen (gewurgd door een zeeslang) is niet te tellen: alles waar mensen mee worstelen, van financiële problemen tot internetaansluitingen, is wel eens in de Laokoönvorm gegoten.

We kennen Michelangelo van de fresco’s in de Sixtijnse kapel, van de koepel van de Sint Pieter, van de kleurige uniformen van de Zwitserse Garde, van zijn sonnetten. Maar misschien was deze uomo universale wel het invloedrijkst als beeldhouwer. Zijn reusachtige David bracht de renaissancekunst op een hoger plan, zijn vloeiende madonna’s waren de voorboden van het maniërisme, zijn onvoltooide sculpturen voor de tombe van Paus Julius II zouden onder anderen Rodin en Henry Moore inspireren.

De Franse academist Auguste Rodin ontwikkelde vanaf 1875 een realistische stijl, die zich niets gelegen liet liggen aan het idealiserende van de Griekse beeldhouwkunst of het decoratieve van de barok. Rodin was zijn tijd vooruit, en misschien wel het meest met L’Homme qui marche (1900), een hoofdloos beeld dat hij had samengesteld uit twee oude brokstukken. Onaf en abstract werd het een bron van inspiratie voor Brancusi, Hepworth en vele anderen.