Was het dan toch een doofpot? Die vraag staat centraal bij het tweede rapport van de commissie-Oosting, dat woensdag verschijnt. Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie, VVD) had altijd beweerd dat er geen betalingsbewijs was van de schikking die toenmalig officier van justitie Fred Teeven in 2000 sloot met drugscrimineel Cees H. Toen dat ‘bonnetje’ voor het oprapen bleek te liggen, traden hij en staatssecretaris Teeven af. Tijdens het Kamerdebat na het eerste rapport van de commissie-Oosting, in december, steunde bijna de voltallige oppositie een motie van afkeuring tegen het kabinet.
1. Waarom een nieuw rapport?
Omdat Nieuwsuur in januari onthulde dat het ‘onvindbare bonnetje’ voor het oprapen lag op het ministerie. ICT’ers hadden een oude gegevensdrager gevonden waar het ‘bonnetje’ vermoedelijk opstond. Kort na die vondst mailden de ICT’ers onderling dat ze hun zoektocht moesten staken. Die mail was verstuurd op 5 juni 2014. Twee dagen eerder schreef Opstelten nog aan de Kamer dat hij „alles in het werk had gesteld om de gang van zaken van destijds te achterhalen”.
2. Welke vragen moet ‘Oosting 2’ beantwoorden?
Vooral: wie gaf deze ICT’ers de opdracht om de zoektocht naar het betalingsbewijs te staken? Daar was Nieuwsuur niet achtergekomen. Dit is belangrijk om te weten in hoeverre sprake was van een doofpot.
Opstelten zei steeds tegen de Tweede Kamer dat het bonnetje onvindbaar was. Als hij – of zijn hoogste ambtenaar – wist dat het bonnetje wél vindbaar was, zou hij de Kamer misleid hebben.
Uitgelekte conceptbevindingen van Oosting 2 wijzen inderdaad op invloed tot in de top van het ministerie, zo schreef NRC vorige maand. Een ambtenaar zou al in de zomer van 2014 aan een topambtenaar hebben verteld dat het Teevendeal-dossier te vinden was.
De tweede vraag: waarom heeft de commissie-Oosting deze gebeurtenissen niet eerder ontdekt? Hebben ambtenaren informatie verzwegen of zelfs gelogen toen ze werden gehoord voor ‘Oosting 1’?
Tenslotte: wat is de rol van de huidige minister Ard van der Steur? Hij was als VVD-Kamerlid regelmatig op het ministerie te vinden. Daar dacht hij actief mee met Opstelten. In de conceptbevindingen zou staan dat Van der Steur in de kantlijn van een concept-Kamerbrief schreef of een bepaalde passage wel naar de Kamer gestuurd moest worden. Dat zou pikant zijn: een Kamerlid dat de vraag opwerpt of het wel slim is om zijn collega-Kamerleden te informeren.
3. Komt Van der Steur weer in de problemen?
De door eerdere incidenten beschadigde Van der Steur heeft nu een voordeel: op dit dossier zijn al een minister en staatssecretaris afgetreden. Het ligt niet voor de hand dat twee ministers opstappen om hetzelfde incident. Van der Steur loopt vooral risico bij pijnlijke conclusies die over zijn eigen rol in deze zaak gaan, als Kamerlid. Ook kan hij het zwaar krijgen als ambtenaren hebben gelogen tegen ‘Oosting 1’ – dat onderzoek vond plaats toen Van der Steur minister was.
De VVD, waarvoor veiligheid een speerpunt is, laat Van der Steur niet zomaar vallen. Maar oppositiepartijen kunnen ook belang hebben bij zijn aanblijven. Elk incident verzwakt zijn positie. En een verzwakte minister is niet verkeerd, als verkiezingen in aantocht zijn.
Eerder stond in dit stuk dat het eerste rapport van de commissie Oosting leidde tot het opstappen van minister Ivo Opstelten en staatssecretaris Fred Teeven. Dit klopte niet, de minister en staatssecretaris waren toen al opgestapt.