Eindelijk ruimte voor de critici

De kwaliteit van de recherche is bedroevend. De politietop moet nu echt maatregelen bedenken.

De politie moet jaarlijks honderden miljoenen extra krijgen om de opsporing op orde te krijgen. „Ik weet niet waar dat geld precies vandaan moet komen maar dit zijn wel de middelen die we nodig hebben om al onze ambities te kunnen realiseren.” Dit zegt Stoffel Heijsman, politiechef Oost-Nederland en bij de Nationale Politie belast met opsporing. Hij reageert op de donderdag naar de Kamer gezonden analyse Handelen naar waarheid waarin een projectgroep van de politie concludeert dat de opsporing in een „ontluisterende” staat verkeert. Er is sprake van „stroperige overlegstructuren”, gebrek aan vakmanschap en „onvermogen vernieuwingen goed te implementeren”.

De politietop moet nu bedenken welke maatregelen nodig zijn om vakmanschap bij de politie en ontoereikende uitrusting te verbeteren. Heijsman voorspelt „geen revolutie maar evolutie. We moeten niet te veel voor de troepen uitlopen. In het najaar komt voortgangsrapportage”.

Heijsman waarschuwde zes jaar geleden al voor wat hij de derde crisis in de opsporing noemde. De eerste was in de jaren negentig en ging over de integriteit van de opsporing (toen het IRT-politieteam drugs bleek te importeren). De tweede crisis valt samen met de Schiedammer parkmoord (in 2000, waarbij een verkeerde man werd veroordeeld voor de moord op een kind) en ging over de kwaliteit van de opsporing. De huidige crisis gaat over de effectiviteit. Minder dan een kwart van de geregistreerde misdrijven wordt opgelost. En vier van de vijf criminele organisaties kunnen ongestoord hun werk doen.

Een van de verbeteringen bij de politie moet volgens Heijsman komen door het beter opleiden van agenten. „Nu is 11 procent hogeropgeleid. Dat percentage moet naar 30. Tussen 2020 en 2025 gaan vijfduizend rechercheurs met pensioen. Dat biedt mogelijkheden.” De politie moet volgens hem ook de beschikking krijgen over „meer state of the art automatiseringssystemen”.

In het rapport staat dat noodzakelijke veranderingen bij de politie, onder aanvoering van de vakbonden, vaak worden tegengewerkt. Kritiek wordt niet geaccepteerd. Heijsman verzekert evenwel dat die cultuur langzaam maar zeker verdwijnt. Een bewijs daarvoor is dat twee van de voornaamste critici van de opsporing werden opgenomen in de projectgroep die het huidige rapport uitbracht. Het gaat om Michiel Princen, voormalig financieel rechercheur die vorig jaar een vernietigend boek schreef over de politie: De gekooide recherche. Een andere auteur was lector aan de politieacademie Nicolien Kop. Zij inventariseerde vijf jaar terug 160 knelpunten in het recherchewerk. De conclusies werden op verzoek van de academie destijds niet gepubliceerd. Ze waren te droevig. „Dat deze twee auteurs aan de slag konden, bewijst dat de politie bereid is zichzelf een kritische spiegel voor te houden”, aldus Heijsman. Dat het verbeteren van de opsporing jaren duurt, komt volgens hem ook door de voortslepende reorganisatie van de Nationale Politie.