Wat is het verschil tussen de termen „uitwerking” en „precisering”? Dat vragen twee universitaire Neerlandici zich af naar aanleiding van het vwo-eindexamen Nederlands van donderdag.
De scholieren moesten de onderdelen van een redenering in een stuk van schrijver Rutger Bregman weergeven. Daarbij moesten ze kiezen uit die twee termen, waarvan de ene goed is en de andere fout. En dat is precies waarom het eindexamen Nederlands al jaren controversieel is. Over wat goed is en wat fout, valt te discussiëren.
Niet erg wetenschappelijk
„Het onderscheid tussen de termen uitwerking en precisering is glibberig”, zegt Erwin Mantingh, vakdidacticus aan de lerarenopleiding van de Universiteit Utrecht. „Je vraagt je af of het zinnig is om daarnaar te vragen.”
Volgens Marc van Oostendorp, bijzonder hoogleraar fonologische microvariatie aan de Universiteit Leiden en verbonden aan het Meertens Instituut, is het onderscheid niet erg wetenschappelijk. „Zelfs schoolboeken doen het telkens een beetje anders.”
Waar het dan op neerkomt, is dat je op school getraind wordt in het trucje om eindexamen te doen, een heel specifieke manier om naar tekst te kijken. Van Oostendorp is inmiddels goed getraind. „Ik heb nu vier jaar op rij het eindexamen intensief bekeken en ik denk inmiddels dat ik wel een goed cijfer zou halen”, zegt hij. „Maar ik heb echt het gevoel dat ik bij het examen een aparte wereld binnentreed. Nu sla ik die wereld weer dicht en ga ik gewoon de krant lezen”, zegt hij.
Al jaren klagen neerlandici over de kwaliteit van het centraal schriftelijk eindexamen in leesvaardigheid. Mantingh pleitte onlangs met vier andere universitaire neerlandici voor een minder beperkte wijze van doceren en examineren, waarbij schrijfvaardigheid en literatuur beter aan bod komen. „De helft van het cijfer gaat naar een behoorlijke technische vaardigheid”, zegt hij. „Daar word ik niet vrolijk van.”
Saai en onaantrekkelijk trucje
Van Oostendorp schreef drie jaar geleden met 22 andere hoogleraren een pamflet tegen deze „onverantwoorde” vorm van examineren. „Nederlands is een saai en onaantrekkelijk trucje leren en dat zes jaar lang herhalen”, zegt Van Oostendorp. Op 18 juni komen de leraren Nederlands van de vereniging Levende Talen in een congres bij elkaar om over verbetering van hun vak en de examinering te spreken.
Waarom is de huidige vorm van examinering toch grotendeels in stand gebleven? „Omdat het dan meetbaar is”, zegt Mantingh. „Het moet gemakkelijk na te kijken zijn.” En degene die gecontroleerd examenwerk nakijkt, moet tot dezelfde conclusie komen als zijn voorganger.
Mijn stuk is moeilijker gemaakt dan het was
Chris van der Heijden auteur
Toch constateren beide neerlandici dit jaar enige verbetering. Het waren vijf teksten met hetzelfde type vragen, waardoor leerlingen hun kwaliteiten beter konden laten zien dan bij eerdere eindexamens. „Argumentatie- en samenvattingsvragen, en die zijn zinnig. Maar wel een erg zware klus binnen drie uur”, zegt Mantingh. Bovendien waren er minder multiplechoice- en meer open vragen. Al waren die wel erg ‘gesloten’ en moest het antwoord kort zijn, vindt Van Oostendorp.
Een kwart van de 38.500 leerlingen die donderdag examen deden, heeft klachten ingediend bij het Landelijk Aktie Komitee Scholieren. Meestal vonden ze het examen te lang.
Foute antwoorden over eigen tekst
En wat vinden de auteurs van de vijf examenteksten er zelf van? Zij blijken foute antwoorden te hebben gegeven over hun eigen essay.
Steven de Jong, redacteur van NRC en auteur van het artikel Sylvie en Rafaël tonen de morele crisis aan vond het examen „fantastisch”. Wel struikelde De Jong over één van de vijf vragen: hij gaf een fout voorbeeld bij de vraag over gebrek aan zelfkritiek. Voor de leek in de argumentatieleer was niet duidelijk waarom.
Rutger Bregman zegt dat de meeste vragen over zijn essay „prima te doen” zijn maar ook hij maakte fouten, in drie van de zestien vragen. „Die kon je verschillend interpreteren”, zegt hij. „Wat is nu precies het doel van Nederlands? Met beter de krant lezen heeft dit weinig te maken.”
„Goed getroffen”, concludeert Ko Colijn over de vragen over Oorlog en criminaliteit. „Ik herken me.” Maar dat de examinator als „essentie” van zijn stuk ziet dat er geen verschil is tussen oorlog en criminaliteit, gaat hem te ver.
Chris van der Heijden vond de vragen over zijn stuk Te groot voor kennis „opmerkelijk moeilijk”. Zijn tekst was ook moeilijker gemaakt dan zijn oorspronkelijke stuk, dat „veel meer samenhang” had.
Publicist Hans Schnitzler zegt dat zijn column Mens leer te sterven niet zo’n duidelijk doel had als de examinator veronderstelde. „Het is een meerledig gelaagd verhaal, met ambiguïteit. Dit is een verwrongen manier om naar een tekst te kijken”, zegt hij. „Ik heb te doen met die leerlingen.”
Dit is een geactualiseerde versie van een artikel dat vanochtend in nrc.next stond.