De Nkisi N’kondi Mangaake, het beroemde negentiende-eeuwse Congolese krachtbeeld met spijkers, geladen met ‘magische stof’, is terug in het Wereldmuseum. Het topstuk uit het Rotterdamse museum was een paar maanden uitgeleend aan het Metropolitan Museum in New York, voor de tentoonstelling Kongo: Power and Majesty. Vanaf vrijdag is het een van de pronkstukken van AFRIKA 010, de expositie die Rotterdam opnieuw laat kennismaken met de collectie die lang niet meer te zien was in het museum.

Nog maar een paar jaar geleden zag het er naar uit dat de Afrikaanse collectie zou worden verkocht aan particuliere verzamelaars. Toenmalig directeur Stanley Bremer wilde zo de financiële problemen van het museum oplossen. Vrienden van het museum vreesden dat handelaren al stiekem collectiestukken hadden meegenomen. „Ik heb alle spookverhalen laten natrekken”, zegt de huidige directeur, Jan Willem Sieburgh. „Alles bleek er nog te zijn.”
Het leek Sieburgh niet meer dan logisch om de collectie waar zoveel om te doen is geweest ‘terug te geven’ aan Rotterdam. Met een grootse tentoonstelling die niet alleen laat zien hoe de oudste voorwerpen in de negentiende eeuw in de stad terechtkwamen - en wat voor moois daar later nog aan bij kwam - maar die ook een brug slaat naar het heden: de Afrikaanse cultuur zoals je die in Rotterdam op straat tegenkomt: muziek, eetcultuur, Afrikaanse kapsels.

Freelance conservator Paul Faber, voormalig Afrika-conservator van het Tropenmuseum, leidde het project. De collectie van het Wereldmuseum kent hij goed, omdat hij er eind jaren tachtig en begin jaren negentig hoofd tentoonstellingen was, toen het nog Museum voor Volkenkunde heette. Aan de hand van historische foto’s, schilderijen van handelsschepen, negentiende-eeuwse kaarten en vitrines vol collectiestukken laat Faber zien hoe Hendrik Muller (1819-1898), directeur van de Nieuwe Afrikaanse Handelsvennootschap, de basis legde voor de collectie.
Muller had factorijen (handelsnederzettingen) in het huidige Liberia, Ghana, Congo en Mozambique, waar hij jenever, katoen en geweren naartoe verscheepte en palmolie en ivoor vandaan haalde. Als ‘bijvangst’ liet hij etnografische voorwerpen meekomen, die hij schonk aan het museum dat hij in 1885 samen met zijn neef Elie van Rijckevorsel en andere gelijkgestemden oprichtte. Vele collega-handelaren en werknemers volgden hen en schonken aan het museum. De topstukken die zij naar Rotterdam lieten verschepen, waaronder de Nkisi N’kondi Mangaake, maar ook de Ndunga, een manshoog, dubbelzijdig houten masker uit Angola met bijpassend kostuum van raffia en vogelveren, hebben samen met andere krachtbeelden op de tentoonstelling een eigen zaal gekregen.
Catwalk

In de jaren negentig van de twintigste eeuw kreeg het museum nog een grote schenking, van verzamelaar Piet Sanders (1912-2012), die hedendaagse westerse kunst verzamelde voor hij zijn blik verschoof richting Afrika. „Hij verzamelde de beelden, maskers en andere voorwerpen uit Afrika niet zozeer om hun volkenkundige waarde, maar om hun esthetische kwaliteiten”, zegt Faber. „Hij kocht niet in Afrika, maar bij de kunsthandel.”
Toen Bremer aantrad, de Afrika-conservator wegbezuinigde en bekendmaakte dat het museum een commerciële koers ging varen kon Sanders, die al op hoge leeftijd was, zijn schenking niet ongedaan maken. Wel wist hij in 2007 te bereiken dat zijn collectie verhuisde naar het Afrika Museum in Berg en Dal, als langdurig bruikleen. „We hebben die stukken, ongeveer 50 stuks, in januari weer teruggekregen”, zegt Sieburgh.
Een trappenhuis met muziekinstrumenten en Afrikaanse muziek leidt naar het tweede deel van de expositie, waar de kunstzinnige waarde van de collecte wordt uitgelicht. Een ‘catwalk’ toont de topstukken, onder meer uit de collectie-Sanders, omringd door schitterende voorbeelden van textiel, kralenwerk, hoofddeksels, wapens en vormgeving.
Kapsels
In de slotzaal staan voorbeelden van moderne Afrikaanse expressie uit de periode 1980-2000, waaronder grote beschilderde houten beelden en doodskisten in bijzondere vormen, zoals een Mercedes. Er hangen tien groepsportretten van Afrikanen die in Rotterdam wonen, gemaakt door Joop Reijngoud en Linda Malherbe van Verhalenhuis Belvédère op Katendrecht.
Het museum bleef de collectie aanvullen tot eind jaren negentig, maar heeft nu geen budget meer. Om de lijn naar het heden toch door te trekken, nodigde Faber Meschac Gaba, een internationaal succesvolle kunstenaar uit Benin die al jaren in Rotterdam woont, uit om nieuw werk te maken. Dat resulteerde in dertien pruiken, Afrikaanse kapsels geïnspireerd op Rotterdamse gebouwen, zoals de Euromast, de Markthal en het nieuwe Station Rotterdam Centraal. „Ik ga mijn best doen om één van die pruiken te verwerven voor het museum”, zegt Sieburgh.
AFRIKA 010 reikt tot buiten de museummuren. De Rotterdamse Kunsthal presenteert tentoonstellingen over Afrikaans design en handgeschilderde filmaffiches uit Ghana. Het Natuurhistorisch Museum toont de schedel van een krokodil uit Mozambique in wiens maag ooit 42 armbanden werden aangetroffen. In Boijmans Van Beuningen duiken Afrikaanse objecten uit het Wereldmuseum op in de vaste opstelling. En Verhalenhuis Belvédère heeft een expositie over de verhalen van Rotterdammers met Afrikaanse wortels. Sieburgh: „We hebben in plaats van een klassieke tentoonstellingscatalogus een dikke glossy uitgebracht waarin we al die ingrediënten samenbrengen. Je kunt wel zeggen dat 2016 in Rotterdam het jaar van Afrika is.”