Stel dat Turkije zich in de jaren na de Tweede Wereldoorlog economisch hard had ontwikkeld. En stel dat Nederland arm was gebleven. Er ontstaat een arbeidstekort in Turkije. Ankara besluit om ‘gastarbeiders’ uit Nederland te halen. Grote groepen mensen uit gebieden zoals Staphorst, de Achterhoek en Zeeland gaan in Turkije werken. Vanuit Ankara besluit men integratiebeleid te maken. De Turkse overheid gaat clubs zoals de SGP, Opus Dei en de Nationaal-Socialistische Beweging subsidiëren om in Turkije de ‘integratie’ van Nederlanders te bevorderen.
Deze ultraconservatieve en extreemrechtse clubs krijgen faciliteiten om stichtingen, scholen, media en internaten op te richten. Dit noemt men in Turkije ‘multicultureel’. Deze clubs slagen er vervolgens in om Nederlanders in Turkije vijftig jaar lang te hersenspoelen. En linkse Turkse intellectuelen en academici zijn de grootste pleitbezorgers van Nederlandse neonazi’s, zwartekousengereformeerden en schimmige katholieke sektes. Zo’n vreemde gang van zaken zou ondenkbaar zijn.
Dat het Turkse consulaat vorige week Turkse Nederlanders opriep om beledigingen aan het adres van president Erdogan te melden, is niet zo verrassend. Autoritaire regimes zetten altijd alle beschikbare middelen in om tegenstanders te intimideren en te onderdrukken, in dit geval via de lange arm vanuit Ankara.
Relevant is de vraag waarom zo veel Turkse Nederlanders graag die lange arm omarmen. Metro-columniste Ebru Umar, die Erdogan regelmatig hekelt, is afgelopen zaterdag gearresteerd in Turkije. Turkse Nederlanders reageerden massaal euforisch op social media. Erdogan is nergens in de wereld zo populair als in Nederland. Met 64 procent van de stemmen streven Turkse Nederlanders zelfs Turkije voorbij, waar Erdogan nooit meer dan 50 procent heeft gehaald. Een groot deel van de verklaring ligt in het gedachte-experiment van hierboven. Dat is exact wat er is gebeurd in Nederland toen de gastarbeiders kwamen. Van de Grijze Wolven tot het Turkse overheidsorgaan Diyanet tot de fundamentalistische Milli Görüs beweging hebben reactionaire clubs uit Turkije alle middelen gekregen van de Nederlandse overheid om hun tentakels diep in de Turks-Nederlandse gemeenschap te steken. Met als eindresultaat dat het wereldbeeld van veel Turkse Nederlanders zwaar conservatief-religieus, patriarchaal, antisemitisch, homofoob en Turks-nationalistisch is. Daarnaast is het relevant dat Erdogan strikt genomen gebruik maakt van zijn rechten. Dat de Duitse justitie onderzoek doet naar de uitspraken van de komiek Jan Böhmermann – hij noemde de Turkse president een ‘geitenneuker’ – ligt in lijn met de Duitse wet die belediging strafbaar stelt. Ook in Nederland zijn er wetten die belediging strafbaar stellen. Wat de vrijheid van meningsuiting betreft, is de Angelsaksische traditie ruimer. In landen als Groot-Brittannië en de Verenigde Staten bestaan geen wetten tegen belediging en zou Erdogan geen zaak kunnen hebben. Het is goed dat Rutte de Turkse ambassadeur op het matje heeft geroepen. „Een misverstand vanwege een ongelukkige formulering”, beweerde het consulaat later. Maar hoe je het ook formuleert, het gedrag van het consulaat blijft ontoelaatbaar. Tegelijk zouden wij korte metten moeten maken met onze rare wetten. Naar aanleiding van de Böhmermann-affaire besloot minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) om de verzwarende bepaling ‘belediging van een bevriend staatshoofd’ te schrappen. Dat is niet genoeg. Belediging zou helemaal niet meer strafbaar moeten zijn. Onlangs werd nog een Zoetermeers SP-raadslid door het OM vervolgd omdat hij Hilbrand Nawijn een racist had genoemd. Erdogan kan nog steeds, zelfs zonder de ‘bevriende staatshoofd’-bepaling, mensen in Nederland aangeven voor belediging. Ook al worden in ons land niet vaak mensen vervolgd op basis van die wetten, het feit dat ze er zijn, zorgt dat er geen garantie is dat we in de toekomst nooit in het vizier komen van een autoritaire leider uit binnen- of buitenland. In een vrij land moeten goede smaak en tact niet via de wet worden afgedwongen.