’s Morgens drinken de buurvrouwen koffie aan de even zijde van de Cameliastraat. In het zonnetje. ’s Middags is de zon gedraaid en dan drinken ze koffie aan de oneven zijde. Kunnen ze meteen een oogje houden op de kinderen die op straat spelen. ’s Avonds maakt het niet meer uit, waar ze zitten. Trouwens, op straat kletsen doen ze niet alleen als de zon schijnt. Ze hebben ook wel eens met z’n allen onder een grote plu gestaan. De Cameliastraat ligt midden in de Resedabuurt in Eindhoven.
Slechts gescheiden door de Roostenlaan ligt verderop de Gaspeldoornbuurt. Daar wandelt op een zonnige dag een oudere dame met haar hond door het plantsoen. Hier zit op deze doordeweekse dag niemand in de zon. Hier wonen tweeverdieners in twee-onder-een-kapvilla’s die voor achten weg zijn en pas ’s avonds terugkeren.
De kloof tussen verschillende groepen in de samenleving wordt steeds dieper, zo bleek deze week uit verschillende rapporten. Niet als je kijkt naar inkomen en vermogen. Wel als je kijkt naar de slinkende kansen van kinderen van laagopgeleiden, zoals vorige week bleek uit het jaarrapport van de Inspectie van het Onderwijs. Maar ook in wonen, op de arbeidsmarkt en in gezondheid groeien de verschillen.
Klik met je muis op de straten voor de verschillende huizen in twee aangrenzende straten in Eindhoven:
Volks en gegoed

We waren hier al eerder. Vier jaar geleden portretteerde NRC de volkse Resedabuurt én de gegoede Gaspeldoornbuurt in de Eindhovense wijk Stratum aan de hand van de bewoners. Wat hebben ze gemeen? Waarin verschillen ze, wilden we weten.
De buurten grenzen aan elkaar, slechts gescheiden door de Roostenlaan. Dat is uitzonderlijk. Buurten met grote inkomensverschillen liggen vrijwel nooit naast elkaar, meestal zijn de overgangen geleidelijk. In Stratum doen bewoners uit beide buurten de boodschappen bij dezelfde Albert Heijn en halen schepijs bij dezelfde ijssalon.
En verder? Is er een duidelijke scheiding? En is het erger geworden?
Ze kijken op ons neer, denkt Tony van de Bogaard, op de stoep in de armere Resedabuurt. „Zij hebben een koophuis. Wij een huurhuis. Zij zijn de elite.”

„Toen de kinderen klein waren, hadden ze ons liever niet in het speeltuintje”, zegt een buurvrouw met een grijs vestje.
Tony van de Bogaard: „Je voelde het ook als je de kinderen naar de kleuterschool bracht, alsof je een beetje werd weggedrukt.”
Toen de kinderen klein waren, hadden ze ons liever niet in het speeltuintje
Een van de buurvrouwen in de armere Resedabuurt
Dat was vroeger. Hun kinderen zijn inmiddels allemaal volwassen. De een werkt als magazijnbediende, de ander als verzorgende. Weer een ander heeft geleerd voor kok, maar werkt bij een assemblagebedrijf. „Iedereen heeft zijn eigen waarde”, zegt de buurvrouw met het grijze vest. „Ook de buitenlanders die in onze buurt zijn komen wonen. Meestal heb je er geen last van.”
Rinie Meijer: „Ja, daar praten we gewoon mee.”

Een kloof? Ze houden zich er niet zo mee bezig. Ze wíllen helemaal niet aan de overkant wonen. Ze hebben er ook niets te zoeken. Ze wonen al veertig jaar of langer in de Resedabuurt. „Hier is het gezelliger.”
Aan de overkant van de weg, in de rijkere Gaspeldoornbuurt, woont Jan Spackler (55) met zijn gezin in een witte villa. Hij werkte jarenlang bij een bank, maar is sinds kort zelfstandig organisatieadviseur. Zijn oudste zoon van 18 doet vwo aan het particuliere Luzac College en gaat volgend jaar bedrijfseconomie studeren. Zijn zoon Tom (16) en dochter Puk (13) zitten op de middelbare school.
Ja, ze hebben het goed. Altijd hard gewerkt, dat wel. En geluk gehad. Hij kocht het huis op een gunstig moment, het is alleen maar meer waard geworden. Bovendien staat het alleen op een perceel waar eigenlijk een twee-onder-een-kapper gepland was. Hij heeft niet alleen een diepe achtertuin, maar ook een brede.
In die andere buurt, de Resedabuurt, kent hij niemand. Zijn kinderen zitten allemaal op hockey, hij en zijn vrouw hockeyden ook. Dan zit je zo de hele zaterdag op de club. En daar doe je dan ook je sociale contacten op.
Diep vallen
Mensen die het minder hebben, zag hij wel toen hij nog voor de bank werkte. Dan ging het vooral om huizenbezitters die hun huis op de top van de markt, net voor de crisis kochten, en hun baan verloren. „Dan kan je diep vallen.”
Zijn buurvrouw Judith Wong (48), die een paar huizen verderop woont, heeft een schoonheidssalon aan huis: Try This. Ze kijkt wel eens met verwondering naar de wereld in haar buurt waarin mannen golfen en vrouwen borrelen. „Als er geld voor is, dan móét je ook veel. Ik vraag me af of ze de tijd nemen om met hun partner met een glas wijn op de bank naar een serie te kijken”, zegt ze. Met een knipoog: „Dat vind ik af en toe wel prettig.”
In de Resedabuurt wonen te veel Turken. Die houden elkaar te veel in de gaten, vond haar man
Aysegül Özdemir is er opgegroeid, maar woont er nu niet meer
Misschien zijn haar ideeën over wat belangrijk is in het leven ook wel veranderd door de ongelukkige val van een trampoline die haar middelste zoon (13) maakte als jong kind. Hij herstelde wonderbaarlijk van ernstig hersenletsel, maar heeft veel extra zorg nodig. Tegelijkertijd zorgt hij met zijn optimistische karakter voor een hoop plezier in het gezin. Zijn welzijn is voor haar belangrijker dan een zo hoog mogelijk schooldiploma.
Kinderen worden hier in de Gaspeldoornbuurt gestimuleerd zo goed mogelijk te presteren, ziet ze om zich heen. Goed natuurlijk, vindt ze. „Maar als kinderen in klas 1 van de middelbare school meteen beginnen met elke dag huiswerkhulp en bijles, dan heb je niet echt het vertrouwen dat ze het zelf kunnen.”
Elektrotechniek
Terug naar de Resedabuurt, waar Osman (11), Derman (13) en Mert (12) op straat voetballen. Dat doen ze het liefst, dus komen ze
Mert zit op het vmbo en Derman gaat volgend jaar op het vakcollege elektrotechniek leren. De moeder van Mert zegt dat hij zichzelf ermee heeft als hij niet goed zijn best doet. Maar dat doet hij echt wel. Het liefst zou hij YouTuber worden.
Zijn kinderen zitten allemaal op hockey, hij en zijn vrouw hockeyden ook. Daar doe je je sociale contacten op
Jan Spackler woont in de rijkere Gaspeldoornbuurt
Egehan (7), die hier bij zijn oma op bezoek is, wil ook wat zeggen. Hij wil autoverkoper worden! Alleen Porsche en Maserati in zijn showroom. Zijn moeder, Aysegül Özdemir (34) schiet in de lach. Zij is in de Resedabuurt opgegroeid, maar ze ging weg toen ze ging trouwen op haar 25ste. Ze was hier graag gebleven, haar moeder woont er nog steeds. Maar haar man wilde niet. Te veel Turken, vond hij. Die laten hun kinderen tot laat op straat en houden elkaar te veel in de gaten.
Dat klopt wel, zegt Aysegül Özdemir. Haar ouders lieten haar niet tot laat buiten spelen maar stimuleerden haar om flink te studeren. Op haar 21ste had ze een hbo-diploma op zak. Ze was daarin de enige van haar vrienden uit de wijk. Veel mensen uit de wijk werken niet, de vrouwen sowieso niet, van de mannen de helft, schat ze. Zelf is ze personeelsfunctionaris bij de GGD.
Voelt ze een grote afstand tot de bewoners in die ándere wijk? Ze vraagt het aan haar moeder, in het Turks. Haar moeder denkt even na. In die andere wijk komt ze nooit. Oh, maar wacht eens. De lerares Nederlands van haar man die bij DAF werkte, woont er. Daar gingen ze vroeger op de koffie of eten. Dat was altijd heel gezellig.