Was Prince toevallig in 1756 in Salzburg geboren, dan had Mozart een concurrent in hem gehad. Zou 1926 zijn geboortejaar zijn geweest, het jaar van Miles Davis en John Coltrane, dan was hij ongetwijfeld een van de beeldbepalende jazzmuzikanten geworden.
Het muzikale talent van Prince Rogers Nelson leek onbegrensd. Net als Stevie Wonder bespeelde hij alle instrumenten die hij tegenkwam – en goed. Hij kon maken wat hij wilde maken, en bleef dat tot het einde doen. Het enige probleem was dat lang niet iedereen op zijn nieuwe muziek zat te wachten.

Lees de recensies van zo ongeveer alle albums die hij in dit millennium heeft gemaakt erop na: opvallend vaak is de constatering dat het wel goed is – het blijft toch Prince –, maar dat het nieuwe materiaal niet in de buurt komt van het werk uit de glorietijd.
De ‘glorietijd’ van Prince als recording artist valt vrijwel geheel samen met de jaren tachtig: van zijn derde album Dirty Mind, met kale, maar pompende elektrofunk, tot Diamonds and Pearls uit 1991, waarop hij met hiphop experimenteerde. Al klinkt juist die hiphop dan weer een beetje gedateerd.
Vraag fans de beste albums op te noemen, en je raakt geheid in een lange discussie verzeild. Het heeft alles te maken met de veelzijdigheid van zijn oeuvre. De ene plaat is psychedelisch (Around the World in a Day, 1985), de ander funky en obscuur (het aanvankelijk aan de kant geschoven en in 1994 uitgebrachte Black Album).

Als er één album is dat altijd wel in de lijstjes voorkomt, is het Sign o’ the Times (1987). Op die dubbel-lp vind je alles wat Prince in huis had: van een schmierende ballad (Slow Love – zo fout en zo goed) tot het James Brown-achtige Housequake. If I was your girlfriend zingt hij vanuit het perspectief van een vrouw. Prince zette niet alleen zijn soepele falsetstem in, hij speelde de tape ook sneller af, waardoor de zang hoger, vrouwelijker klinkt – een effect afgekeken van The Beatles. David Bowie was hem misschien voorgegaan met zijn androgyne stage persona, Prince speelde daar ook muzikaal mee.
Natuurlijk liet Prince zich door de Beatles beïnvloeden. Maar er zit ook zoveel jazz in – het is maar welk nummer je draait. Hij slaagde erin een middenweg te vinden tussen zwarte disco en blanke new wave, zonder dat het voelde alsof hij concessies deed. Hij ‘verpopte’ de funk, zonder dat het plat werd. Iets wat Rick James voor hem overigens ook deed.
In de studio had Prince het liefst de volledige controle, maar hij speelde lang niet altijd alles zelf. Hij had oog voor talent, en voor de musici met wie hij werkte was hij streng (muzikale samenwerkingen waren soms kortstondig, protegés werden snel weer vervangen). De alleskunner had wel een voorkeursinstrument: de gitaar. En ook daarop verbaasde de Jimi Hendrix-fan door razendsnelle en strakke solo’s te spelen zoals de blanke hardrockgitaristen van de jaren tachtig dat deden. Prince was een virtuoos gitarist, maar anders dan die hardrockers, doseerde hij zijn solo’s – die speelde hij alleen als een nummer het nodig had.
Bij zijn dood worden uiteraard de platen weer uit de kast gehaald. Hopelijk wordt er dan ook weer eens geluisterd naar het werk dat hij vanaf de jaren negentig maakte. Want was dat nou allemaal echt zo slecht? Of kwamen de verwachtingen gewoon niet overeen met zijn artistieke koers?
Een hitalbum als 1999 of Purple Rain zat er niet meer in. Maar er waren ook nummers die de muziekcritici deden hopen dat er een nieuwe glorietijd aan zat te komen. Het dansnummer Musicology (de titeltrack van het album) was zo’n opleving. Ook op het album dat daarna kwam, 3121, vind je voorbeeldige funk.
De albums mochten dan kritisch ontvangen worden, zijn concerten bleven belevenissen, die uitmondden in nachtvullende improvisaties als Prince in z’n element was. Ook al speelde hij pop, ook al speelde hij rock (met zijn laatste, voor het vrouwelijke powertrio 3RDEYEGIRL), live was Prince gewoon een jazz-muzikant.