‘Wat doen ze nu?”, vroeg mijn vrouw. Goede vraag. Je moest wel een doorgewinterde bezoeker van de Arena zijn om te snappen wat de voetballers deden. „Ze maken een rondje langs de tribunes”, zei ik. „Ze bedanken de toeschouwers voor hun steun.”
„Erg dankbaar zien ze er anders niet uit”, ging mijn vrouw verder, toen ze aanvoerder Davy Klaassen en de andere Ajaxspelers een tijdje had geobserveerd. Daar moest ik haar gelijk in geven. Na afloop slenterden de voetballers zo’n beetje over het gras en het klappen dat ze daarbij deden, was zo halfbakken dat het leek of ze jeuk in hun handpalmen hadden en daar wat aan krabden. Ajax had in de laatste vijf minuten twee doelpunten gemaakt tegen FC Utrecht, maar het 2-2 gelijkspel dat daardoor het geval was, werd niet gevierd. Het rondje zag er vreugdeloos uit. En publiek was er ook al nauwelijks meer. De meeste van de vijftigduizend ‘supporters’ waren al vertrokken.

„Waarom doen de spelers dat dan?”
Alles moet geweldig zijn, anders gaan we voortijdig weg
Dat krijg je als iemand voor het eerst mee gaat naar het stadion: dan komen de vragen die niemand nog stelt. Het rondje langs de tribunes is ooit bedacht door sponsor Aegon om het contact tussen club en achterban te verbeteren. Het gevolg is een verplicht nummertje door spelers die veel liever meteen naar de kleedkamer zouden lopen. Ik keek zondag al lang niet meer op van in hun handpalm krabbende voetballers slenterend langs goeddeels verlaten tribunes. Mijn vrouw vond het raar. Het is ook raar en het zegt alles over de manier waarop ons nationale spel wordt beleefd in Amsterdam. Zonder een door de sponsor verplicht gesteld ritueeltje zouden sporters en publiek zonder te groeten uiteen gaan.
Vroeger in stadion De Meer had het publiek al de reputatie een theaterpubliek te zijn: kritisch en afwachtend. Heel anders dan in de Kuip, waar de Feyenoordsupporters het elftal als een ‘twaalfde man’ steunen. En sinds de Arena twintig jaar geleden werd geopend, is alles nog afstandelijker geworden. De prijzen zijn hoog, de prestaties niet altijd je-dat. Kennelijk was het theatervolk zondag dermate ontevreden dat het al tijdens de wedstrijd naar buiten vluchtte. In plaats van de spelers door een nerveuze slotfase te loodsen, wilde het voor de files naar huis.
Zelfs nu Ajax in een spannende titelstrijd is verwikkeld met PSV prevaleert het rekenen: hoe verhoudt het gebodene zich tot de reistijd? Ajax is verreweg de populairste club van Nederland, populairder dan in de jaren van Johan Cruijff. Maar voor de vaste bezoekers van de Arena is het vooral een logistieke afweging. Alles moet geweldig zijn, anders gaan we voortijdig weg. En sterker nog, als de onvrede zich zo vroeg in de wedstrijd voordoet dat het te riskant wordt om te vertrekken — wie weet gebeurt er nog iets leuks — dan fluiten we onze eigen spelers uit. Dat gebeurde zondag tegen FC Utrecht. Sneu om te zien.
Ajax speelt niet verheffend, maar volgens mijn vrouw is ook het publiek niet kampioenswaardig. Opnieuw had ze gelijk.