Nog twee maanden tot het Britse referendum; best belangrijk. In elk geval is de inzet onvergelijkbaar hoger dan bij het Oekraïnereferendum. Van onze uitslag op 6 april zal lang ongewis blijven wat we wilden en of dat wel kon – voorlopig zonder enige harde consequentie, tot genoegen van Mark Rutte. Nee, dan de avond van 23 juni in Londen. Bij ‘nee’ en een Brits vertrek uit de EU is premier David Cameron binnen vijf minuten politiek dood: hij vecht voor zijn overleven. De economische en politieke onzekerheid zal groot zijn. De echtscheidingsprocedure tussen Londen en de 27 andere EU-hoofdsteden zal gepaard gaan met verwijten en boedelruzie. Onder druk van het Schotse nationalisme zal het land misschien uiteenvallen. Het Britse voorbeeld kan resulteren in een onstuitbare roep om lidmaatschapsreferenda in Frankrijk, Nederland of elders – iets waar de leidende Brexit-politicus Michael Gove, minister van Justitie, openlijk op speculeert.
Vechters die juichten toen Thatcher oorlogsschepen naar de Falklandeilanden stuurde
Deze week steeg de temperatuur in het Britse debat flink, tussen een stevig rapport van het ministerie van Financiën maandag en het bezoek van president Obama vanaf vandaag. Volgens de Britse rekenmeesters kost een vertrek 6,2 procent welvaart tot 2030, oftewel 4300 pond per huishouden, uitgaande van een handelsverdrag met de EU zoals Canada heeft. De beide andere scenario’s gaven 3,8 procent welvaartsverlies (het Noorwegenmodel) of 7,5 procent (het WTO-model). Uiteraard sprak het Brexit-kamp schande van deze bangmakerij door Financiënminister George Osborne. Eén zei zelfs: „Als het zo erg was zou Cameron geen referendum hebben uitgeroepen.” De wereld op zijn kop: met een jarenlange dreigcampagne dwing je een politiek leider iets gevaarlijks te doen, en als hij zegt dat het, tja, gevaarlijk is, noem je hem een leugenaar. Altijd prijs. Het neekamp poogde ook Obama’s bezoek bij voorbaat onschadelijk te maken. Boris Johnson noemde de president een hypocriet, omdat Amerika zelf nooit soevereiniteit zou opgeven. Dus waar bemoeit hij zich mee? Maar de Britse kiezers hebben het recht te weten hoe hun belangrijkste bondgenoot erover denkt. Obama is populair bij jonge kiezers. Aangezien de peilingen nog 50-50 liggen, kan de opkomst beslissend zijn. Britse ouderen blijken trouwere kiezers en stemmen vaker tegen. Jongeren blijven eerder thuis maar stemmen vaker voor. Dus die moet je in beweging krijgen. Voor Washington geldt de Britse navelstaarderij als onvoorstelbaar riskant op een moment dat het bezig is de westerse, trans-Atlantische wereldorde te verdedigen tegen de opkomst van China en tegendruk van Rusland. Maar zulke geopolitieke argumenten raken geen snaar. Volgens opiniepeilers telt voor de Brit alleen de portemonnee. Daarom suggereerde FT-columnist Ganesh dat Obama zich prima tot één punt kan beperken: we houden van jullie, maar reken na een Brexit niet op een voordelige handelsdeal met de VS.
Het blijfkamp zal de slag om de economische argumenten wel winnen. Velen rekenen erop dat dit volstaat voor een ‘ja’. De pragmatische Britten zullen niet in het diepe springen, is de gedachte, ze beseffen waar hun boterham wordt gesmeerd. Ik hoop het. Maar behalve pragmatisch zijn de Engelsen ook nationalistisch. Eilandbewoners die al langer meedraaien dan vandaag. Vechters die juichten toen Thatcher oorlogsschepen naar de Falklandeilanden stuurde. Onder de stiff upperlip zit veel trots. Het neekamp spreekt die emoties aan – de angst voor migranten, identiteitsverlies en controleverlies. Dit wordt nog een spannende veldslag tussen de pragmaticus en de nationalist in de Engelse ziel.