Veertig jaar geleden schreef Gerrit Wagner, toen de topman van Shell, een open brief aan het kabinet-Den Uyl, die werd gepubliceerd in deze krant. De voorzitters van onder meer Philips, Akzo, Unilever en nog vijf andere grote ondernemingen tekenden mee. Een van de meest veelzeggende zinnen: „thans [is] in het maatschappelijke debat de belangstelling voor verdelingsvraagstukken bijna allesoverheersend, en de productieproblemen [worden] bijkans verwaarloosd. Alsof datgene wat verdeeld moet worden vanzelf ontstaat en niet door voortdurende inspanning en slagvaardig reageren van alle betrokkenen moet worden verkregen!”
De verontwaardiging spatte er, drie jaar na de eerste oliecrisis, vanaf. Niet ten onrechte. Onder het kabinet van de PvdA-voorman Den Uyl schoot in 1975 het aandeel van arbeid in het nationaal inkomen (de aiq) naar het toenmalige recordpercentage van 86,4 procent. Het zou nog door stijgen naar 87,1 procent. Nooit bleef er zo weinig van het nationaal inkomen over voor ondernemers. Dat al het geld door hen moest worden verdiend, wilde er in de jaren zeventig niet in.
Wagner kreeg nooit antwoord, en de overlevering wil dat hij vijftien keer een afspraak probeerde te maken in Den Haag. Nooit gelukt. Maar de zware recessie van begin jaren tachtig, na een tweede oliecrisis, deed wat Wagner niet voor elkaar kreeg. Het maatschappelijk klimaat veranderde verbluffend snel in het voordeel van het bedrijfsleven. Wie toen leefde had nauwelijks door hoe snel het ging. In 1982 werd de EOE-beursindex (later herdoopt tot AEX) gelanceerd, en werd beleggen stilaan weer een geaccepteerde bezigheid. Yuppen (young urban professionals) kwamen op als sneeuwklokjes na een kille winter. Gordon Gekko werd een rolmodel in de film Wall Street (1987), met zijn motto ‘greed is good’. En de ondernemer werd van een boef een held. Ik begon mijn loopbaan eind dat jaar als stagiair bij het toen nieuwe blad Quote – een glossy met ondernemers op de cover. En dat allemaal binnen een jaar of zeven.
Als je de uitspraak uit Wagners brief uit 1976 omkeert, ken je de tijdgeest van nu
Wat zegt dat over deze tijd? Stel dat iemand drie jaar na de financiële crisis, in 2011, een brief had geschreven met exact de omgekeerde strekking als die van Wagner drie jaar na de oliecrisis van 1973. Dus, in spiegelbeeld: „thans [is] in het maatschappelijke debat de belangstelling voor verdelingsvraagstukken bijna helemaal weg, en de productieproblemen zijn bijkans de enige prioriteit. Alsof datgene wat wordt geproduceerd vanzelf verdeeld zal worden, in plaats van door voortdurende inspanning en slagvaardig reageren van alle betrokkenen!”
De imaginaire schrijver had in 2011 misschien nog weinig gehoor gekregen. Maar nu? Verdelingsvraagstukken en ongelijkheid schieten omhoog op de agenda. Thomas Piketty werd twee jaar geleden een idool. Een andere ongelijkheidseconoom, Branko Milanovic is op weg het te worden. En nóg een, Angus Deaton, kreeg vorig najaar de Nobelprijs voor de economie. Woensdag debatteerde de Tweede Kamer over het ‘brede welvaartsbegrip’, in plaats van het kille bruto binnenlands product. Globalisering wordt inmiddels weggezet als door en voor de elite. En niet het aandeel van arbeid in het nationaal inkomen, maar dat van ondernemers is ditmaal juist op recordhoogte terecht gekomen. Zeker als je de omzet van zzp’ers meetelt als inkomen uit arbeid.
Een stille revolutie? Net als toen kan de omslag pas achteraf sneller blijken te zijn gegaan dan je dacht. En net als bij de vorige moet je het Amerikaanse gezegde bedenken: be careful what you wish for.