De financiële sector en vertrouwen, het blijft een moeilijke combinatie. Na elk schandaal verliezen mensen nog meer van hun toch al geringe fiducie in banken, verzekeraars en andere financiële instellingen. De reflex van toezichthouders is vaak: de wetgever om meer bevoegdheden vragen.
Nu zijn er de onthullingen uit de Panama Papers, de gelekte administratie van juridisch dienstverlener Mossack Fonseca. Over de rijken en machtigen der aarde die, al dan niet legaal, hun geld wegstoppen in belastingparadijzen. Over Nederlandse trustkantoren die helpen dubieuze constructies opzetten. Over ABN Amro dat al dertig jaar de echte belanghebbenden van vennootschappen helpt onzichtbaar maken – ideaal voor wie belasting probeert te ontduiken of geld wil witwassen, maar waarmee volgens de bank niks mis is.
Voor het vertrouwen is dat niet goed, zegt Femke de Vries. „Het lijkt erop dat de trustsector een bepaalde rol speelt bij het verhullen van de echte belanghebbende bij een bedrijf. Dat is ontzettend teleurstellend voor een sector die een belangrijke – wettelijke – taak heeft om de integriteit in de financiële wereld te bewaken. Die rol wordt al jaren niet goed ingevuld.”
De Vries is sinds 1 oktober bestuurslid bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM), de toezichthouder op de financiële markten. Ze is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het toezicht. In de financiële wereld geldt ze als zwaargewicht. Hiervoor zat ze twaalf jaar bij de andere financieel toezichthouder, De Nederlandsche Bank (DNB). Daar had ze een belangrijke rol in het vormgeven van het strengere (gedrags)toezicht. Zo beoordeelt DNB sinds de financiële crisis of bestuurders en commissarissen van financiële instellingen geschikt zijn. Zijn ze integer en deskundig?
Die toets is omstreden. De kritiek is dat DNB regelgever, aanklager en rechter tegelijk is. Onlangs heeft DNB de procedure aangepast om de „rechtspositie” van bestuurders te versterken.
Femke de Vries is sinds begin dit jaar tevens bijzonder hoogleraar aan de Rijksuniversiteit van Groningen, waar ze onderzoek doet naar de ontwikkelingen op toezichtgebied. Ze onderzoekt onder meer hoe openheid geven over het opereren van toezichthouders kan bijdragen aan naleving van de regels – en aan het voldoen aan de verwachtingen die de maatschappij heeft van de toezichthouder.
Welke conclusie trekt u uit de Panama Papers?
„De onrust die is ontstaan laat zien dat zaken die strikt genomen legaal zijn door de maatschappij toch worden gezien als moreel onwenselijk. De samenleving kijkt niet alleen met een juridische bril. Dat geldt ook voor de toezichthouder.”
Wat kan de AFM doen?
„De trustsector staat onder toezicht van DNB. Wij kijken vooral of er betrokkenen bij de Panama Papers zijn die ook een functie hebben in de financiële sector. En of de onthullingen aanleiding geven om zo iemand opnieuw te toetsen.”
Informatie over een bestuurder die een bv heeft in een belastingparadijs kan al voldoende zijn voor een ‘herexamen’?
„We moeten eerst uitzoeken wat er aan de hand is. We vragen de Belastingdienst hoe die zo’n constructie beoordeelt. Als dat de zweem heeft van belastingontduiking of -ontwijking, kan dat zeker aanleiding geven voor een nieuwe toets.”
Bent u in gesprek met Bert Meerstadt, de inmiddels vertrokken commissaris van ABN Amro wiens naam werd genoemd in de Panama Papers?
„We mogen helaas geen mededelingen doen over individuele bestuurders.”
Hoe beoordeelt u de rol van toezichthouders in deze zaak? Het bewaken van de integriteit in de sector is een belangrijke taak van hen. Daar lijkt nog veel aan te verbeteren.
„DNB houdt toezicht op integriteit bij banken, verzekeraars en trustkantoren. De AFM kijkt naar de schil eromheen. DNB heeft recentelijk de minister gevraagd of ze extra mensen kan krijgen. Ook wij moeten financiële instellingen blijven stimuleren om de integriteit in de sector te bewaken.”
Heeft u voldoende middelen om deze problematiek aan te pakken?
„Het is misschien een dooddoener, maar toezicht is nooit een 100 procent-controle. Een toezichthouder heeft per definitie te weinig capaciteit en te veel risico’s om op toe te zien. Dat is de story of our life. Wij sturen de minister elk jaar een lijstje met wensen voor wetgeving. We willen opener kunnen zijn over toezichtresultaten. Wij zijn nu gebonden aan een geheimhoudingsplicht. Ik mag niks zeggen over individuele instellingen. Alleen over de sector als geheel. Maar het is goed om te laten zien hoe bijvoorbeeld een individuele bank het doet als het gaat om hypotheekadvies geven.”
Pleit u voor ‘naming and shaming’?
„Ja. Hm. Dat is de negatieve insteek. Je kunt ook zeggen: het stimuleert om niet onderaan het lijstje te eindigen. Er kan ook een soort faming-effect van uitgaan.”
Openheid is voor De Vries een belangrijk thema. Het is niet voor niks een van de onderwerpen waar ze zich op richt in haar onderzoek. Meer openheid kan toezicht effectiever maken, maar ook bijdragen aan het vertrouwen in toezichthouders, zegt ze. Áls je het goed doet. Toezichthouders krijgen na schandalen vaak de kritiek dat ze hebben zitten slapen, of niet kritisch over zichzelf zijn.
De Vries is hier uitgesproken over. „Ik denk dat toezichthouders wel wat minder terughoudend mogen zijn met informatie over hun eigen functioneren. Bij elke toezichthouder gaat weleens wat mis. Daar moet je niet geheimzinnig over doen. Als je uitleg geeft over het hoe en waarom, kan dat bijdragen aan het vertrouwen in plaats van dat er afbreuk is.”
Ze heeft een belangrijke rol gehad in de omgang van de AFM met het probleemdossier rentederivaten. Banken verkochten op grote schaal producten aan mkb’ers waarmee die zich konden indekken tegen renterisico’s. Later ontstonden echter problemen met die producten en veel ondernemers claimen dat de bank hun verkeerd heeft geïnformeerd. Eind vorig jaar moest de AFM toegeven dat zij in deze kwestie niet goed had opgetreden en dat de banken veel steken hadden laten vallen.
De Vries had de leiding over de crisis die ontstond toen anderen hadden geconstateerd dat de AFM fouten had gemaakt. De informatievoorziening was precies volgens de lijn van De Vries. „Hoe pijnlijk dit ook voor ons was, we moesten het doen. Als we de draai niet hadden gemaakt, hadden veel ondernemers niet gekregen waar ze recht op hadden, of te weinig. Er zijn dingen fout gegaan, maar dit is het goede eraan.”
Is dit ook een les van de crisis? Openheid helpt bij het wegnemen van de kritiek?
„Kritiek hoort erbij in het toezicht. Maar ik denk ook weleens: hoe zit het met al die dingen die wel goed gaan? De focus ligt vaak op de incidenten. Die ene keer dat je in de schijnwerpers komt, is als het misgaat. Dat is lastig. Dan ontstaat het beeld: kijk nou, ze zitten daar toch te knoeien bij de toezichthouder. Maar ik mag niet zeggen: deze verzekeraar was iets onverstandigs van plan en daar hebben wij mooi een stokje voor gestoken.”
Vindt u die kritiek terecht of overtrokken?
„Een toezichthouder moet geen moeite hebben met kritiek. Ik denk wel dat de kritiek soms een onderschatting is van de complexiteit van toezicht houden. En een overschatting van wat wij kunnen. De AFM houdt toezicht op bijna 10.000 bedrijven. Er werken hier 600 mensen.
Vandaar dat we ook veel meer datagedreven toezicht gaan houden. Computers die een deel van het denkwerk doen. Toezicht kan nooit incidenten voorkomen. Maar het moet wel patronen herkennen.”
Toezichthouders moeten de verwachtingen van burgers beter managen?
„Ik heb niet de illusie dat we de verwachtingen helemaal in lijn kunnen brengen met wat we kunnen. Die zullen altijd hoger zijn. Maar wij moeten mensen blijven uitleggen dat toezicht geen garantie is.”
Toezichthouders zoals de AFM stuitten daarbij mogelijk op nieuwe problemen. Voor de publieke en semipublieke sector gelden maxima voor salarissen van de top. Minister Plasterk (Binnenlandse Zaken, PvdA) wil dat alle werknemers van deze instellingen onder de wet vallen. Voor De Vries werd bij haar benoeming een uitzondering gemaakt, „gezien haar brede ervaring en de zwaarte van de functie”.
In hoeverre vormt die wet een hindernis bij het werven van goede mensen?
„De markt waarin wij moeten werven trekt aan en dat is problematisch. Dat zie ik echt wel als een gevaar. Wij concurreren met de grote accountantskantoren en, als het toezicht meer datagedreven wordt, ook met grote IT-bedrijven. Voor het aantrekken van hele specialistische kennis, zou de wet weleens een belemmering kunnen zijn. Accountants die al een hele carrière achter de rug hebben bij een grote firma, zijn onbetaalbaar voor ons.”