Openbaar onderwijs neutraliseert niet, maar verruimt
Ebru Umar verwijt een openbare school in Laren dat zij juf Fatima toegestaan heeft een hoofddoek te dragen. De directeur van de school schreef: ‘De directie en bestuur hebben onderzoek gedaan naar hun rechten en plichten als openbare school.’ Op grond daarvan is toestemming verleend. Umar heeft geen onderzoek gedaan, want zij weet het al: ‘Een openbare en dus neutrale school’ mag die toestemming niet verlenen.
Had mevrouw Umar de moeite genomen zich te verdiepen in de grondslag van het openbaar onderwijs, dan had zij in wetsartikel 46 gelezen:
1. Het openbaar onderwijs draagt bij aan de ontwikkeling van de leerlingen met aandacht voor de godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden zoals die leven in de Nederlandse samenleving en met onderkenning van de betekenis van de verscheidenheid van die waarden.
2. Openbare scholen zijn toegankelijk voor alle kinderen zonder onderscheid van godsdienst of levensbeschouwing.
3. Openbaar onderwijs wordt gegeven met eerbiediging van ieders godsdienst of levensbeschouwing.
Bovendien had zij in artikel 50 kunnen lezen dat openbare scholen de mogelijkheid moeten bieden voor godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk onderwijs. Bestuur en directie van de Gooische openbare school in Laren hebben terecht juf Fatima toestemming verleend een hoofddoek te dragen en daarmee een voorbeeld van verdraagzaamheid gegeven aan leerlingen en ouders. Hulde!
Herman Beltman, Den Haag
Godsdienst hoort niet in grondwetsartikel 1
Ebru Umar heeft gelijk: met de huidige wetgeving is er niets tegen een hoofddoekdragende juf te doen. Hooguit kunnen de ouders met de voeten stemmen. Deze situatie maakt wel duidelijk dat er met de huidige wetgeving over godsdienstvrijheid veel mis is.
In Artikel 1 van de Grondwet worden vele gronden opgesomd waarop discriminatie verboden is. Godsdienst en politieke overtuigingen vallen hieronder, mijns inziens ten onrechte.
Huidskleur, sekse, gezondheid, leeftijd, seksuele gerichtheid, afkomst zijn zaken die men niet voor het uitkiezen heeft. Het verbod om daarop te discrimineren is dus terecht. Godsdienst en (politieke) overtuigingen zijn het resultaat van een keuzeproces. De vrijheid van godsdienst, meningen en verenigingen worden gegarandeerd in verdere Grondwetsartikelen. Deze artikelen eindigen allemaal met de zin ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet’.
Dat houdt in dat men op grond van godsdienst bijvoorbeeld geen dieren zou mogen mishandelen en dat het ook verboden is om mensen te discrimineren op grond van sekse en van seksuele geaardheid. Door godsdienst in artikel 1 op te nemen bevat dit artikel een lelijke inwendige tegenstrijdigheid.
Een vernieuwd artikel 6 zou niet alleen garanties moeten geven voor ‘freedom of worship’ – het recht om binnen de begrenzingen van de wet je religie uit te oefenen, maar ook ‘freedom from worship’, het recht van andersdenkenden om niet gedwongen te worden zich te conformeren aan de praktijken van aanhangers van bepaalde godsdiensten. Ik denk aan de dwang die christenen nog altijd trachten uit te oefenen op de zondagsbesteding van anderen, en ook aan moslims die niet tolereren dat er in hun bijzijn wijn gedronken en varkensvlees gegeten wordt, of die het liefst zouden zien dat iedereen gedurende de ramadan zich van spijs en drank onthield (zulke mensen bestaan!). In het kader van deze freedom from worship zou dan misschien ook enige matiging in islamitische kleding af te dwingen zijn.
Dr. Jan A. Schulp, Sneek
Juf, spring over schaduw heen
Ooit werkte ik samen met een zeer gelovige christen en een overtuigde jood. De christelijke dame sprak me eens aan op mijn vloeken. Ik heb haar aangehoord en sindsdien heb ik, in ieder geval in haar nabijheid, nooit meer gevloekt. De joodse collega heeft mij meer geleerd over jood zijn dan ik uit mijn geschiedenislessen ooit heb geleerd. Zonder dat hij ooit iets vertelde over vervolging of discriminatie. Beide heb ik nooit gezien met welke geloofsuiting dan ook. We hadden veel respect voor elkaar. En voor elkaars geloof of ongeloof. Als oud-schoolbestuurder probeer ik me nu, 20 jaar later, te verplaatsen in de schoolbestuurders uit ’t Gooi. Ik geloof dat ik u, was u bij mij gekomen met uw voornemen, bovenstaand praktijkverhaal had verteld.
Ik zal de laatste zijn om te beweren dat u fout bent. Wie ben ik? Maar ik wens u het vermogen toe om over uw eigen schaduw heen te springen. Met respect voor uw geloof. En voor de kinderen in de klas, wier schaduwen nog voor hen liggen.
Rob Franse, Maarssen
Terwijl de islam in een kwaad daglicht staat…
Ik ben een geboren en getogen onkerkelijke Nederlander die van jongs af aan geëmotioneerd raakt als mensen als groep en niet als individu beoordeeld worden. Ik denk een uitvloeisel van de Jodenvervolging waar mijn moeder mij veel over vertelde. In de jaren zeventig en tachtig vond ik het fantastisch dat er zoveel verschillende soorten mensen hier konden leven. Dat hoofddoekjesmeisjes het maatschappelijk vaak zo goed deden, hartstikke leuk!
Maar feit is dat de islam in een kwaad daglicht is komen te staan en dat veel Nederlanders zich al heel lang niet meer thuis voelen in hun eigen land. Dat was al ver voor de komst van die zure Wilders het geval. Een hoofddoekje op zich stelt natuurlijk niets voor. Er zijn wel meer idiote manieren van kleden. Toch begrijp ik niet dat moslimvrouwen met een beetje ontwikkeling de keuze maken voor zo’n opvallende geloofsuiting, terwijl God ze er vast niet minder lief om heeft als ze dat niet zouden doen.
Of een hoofddoekje een uiting is van onderdrukking, zoals Ebru Umar zegt, weet ik niet. Hoe het ook zij, je huidskleur of de klank van je stem heb je niet voor het uitkiezen. Je godsdienst heeft meestal te maken waar je bedje staat. Maar voor een hoofddoekje kies je.
Margo Klijn, Arnhem
Scheid geloof en onderwijs
Ik meen dat, in de lijn van scheiding tussen kerk en staat, een scheiding van geloof en onderwijs moet worden doorgevoerd. De wijze waarop een individu het geloof beleeft is divers en privé. Met alleen openbaar onderwijs zouden we niet meer ongewenst met iemands geloof geconfronteerd worden. Geen kruisjes, geen hoofddoek, niets. Vrijheid van meningsuiting en geloof blijven onverminderd bestaan, uiting van geloof wordt aan banden gelegd. Omdat we de discussie helemaal niet aankunnen. Die werkt polariserend, terwijl de meeste christenen, moslims en joden in de basis dezelfde waarden nastreven.
Ik denk ook dat Juf Fatima haar hoofddoek beter af kan laten. Maar ook de directeur laat dan zijn kruisje thuis. Daarvoor in de plaats komen er regels voor het openbaar onderwijs, die democratisch worden vastgesteld.
Ismay Wiggers, Bavel
Geloof mag geen vertrekpunt zijn
Het openbaar onderwijs is niet alleen voor iedereen toegankelijk, maar heeft ook een actief pluriforme opdracht. Het draagt bij ‘aan de ontwikkeling van de leerlingen met aandacht voor de godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden, zoals die leven in de Nederlandse samenleving’. Er is, zoals in het bijzonder onderwijs, niet één levensbeschouwing als vertrekpunt, maar ruimte voor diversiteit. Juist daarom mag een leerkracht zijn eigen geloof niet als vertrekpunt nemen. Dus niet uiten in woord, gebaar en kleding. Geen jood met keppel, geen non in geloofskledij voor de klas. Dus ook geen moslim met hoofddoek. Zo kun je als leerkracht het kind niet objectief benaderen of het verplichte vak Levensbeschouwelijk onderwijs behandelen.
Edward van der Zwaag, leerkracht openbaar onderwijs
Sluit kinderen niet af van de buitenwereld
Ik zit nog op de middelbare school en ben opgegroeid in een uitermate blank milieu in een provinciestad in Friesland. Ik heb eigenlijk nog nooit met een vrouw met hoofddoek gesproken, en dat vind ik jammer. Want dat is niet representatief voor onze samenleving. Ik vind het juist iets moois, dat in net zo’n beschermd milieu in het Gooi een basisschooljuf voor een hoofddoek kiest. En laten we wel wezen: ze kiest hier zelf voor. Ze heeft er lang over nagedacht en deed dit uit vrije wil. En nee, dit betekent niet dat de kinderen op die basisschool meteen niet meer neutraal kunnen worden opgevoed. Je kunt ze niet afsluiten van de buitenwereld. En wat is dan beter dan binnen het beschermde wereldje van de basisschool? De kinderen zullen naast de hoofddoek niets merken van het geloof van de juf, en hoofddoeken komen ze toch tegen, in het echt of op internet. Je kan onmogelijk leven in een wereld die vrij is van geloofsuitingen, Ebru. Ook kinderen kunnen dat niet. Dit is een deel van de opvoeding, een deel van de Nederlandse samenleving. En hoe jammer je het ook vindt, een deel van de toekomst.
Sarah Spruijt, Sneek