Wie zijn toch die nee-stemmers bij het referendum? En wie zijn de ja-stemmers? En wie zijn er niet gaan stemmen? En bovenal: waarom?
Dankzij een onderzoek dat bureau Ipsos voor de NOS heeft uitgevoerd is een deel van die vragen te beantwoorden. Ipsos heeft op de dag van het referendum aan een representatieve groep kiezers gevraagd hoe zij gestemd hebben. Hierbij zijn ook hun stemgedrag bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 betrokken en enkele sociodemografische kenmerken.
Partijvoorkeur
D66 heeft een actieve campagne gevoerd vóór het associatieverdrag. En de partij is de belangrijkste initiatiefnemer voor de referendumwet. Dat de D66-aanhang dus in meerderheid voor het verdrag stemde, is niet zo gek. Wel opmerkelijk is, dat een piepkleine meerderheid (51 procent) van de D66-aanhang niet heeft gestemd. En dat toch nog een flink deel (34 procent) tegen was.
Ruim een derde van de D66-aanhangers stemde tegen het associatieverdrag
Ook blijkt een ruime meerderheid van de VVD-aanhang (62 procent) tegen te hebben gestemd. Terwijl die partij juist voor het associatieverdrag is. De aanhang van coalitiepartij PvdA heeft wel de partijlijn gevolgd (een nipte meerderheid van 52 procent voor), maar van haar kiezers bleef de overgrote meerderheid thuis (78 procent). PVV’ers kwamen twee keer zo vaak naar de stembus. En zij stemden en masse tegen (95 procent). Dat is nog ruim boven de toch forse afwijzing van de SP-aanhang (84 procent).
Opleiding
Het is vaak gezegd dat de EU een zaak is waarin vooral hogeropgeleiden vertrouwen hebben. Dat blijkt ook nu weer. Ipsos onderscheidt drie opleidingsgroepen in Nederland (lager, middelbaar en hoger), en alleen de hoogste groep heeft voor het verdrag gestemd. Maar ook voor hen geldt, dat zij dat slechts nipt deden: nog altijd was 47 procent tegen. Voor zover ze al zijn komen opdagen, want ook de hogeropgeleiden bleven in meerderheid (64 procent) thuis.
Boze mannen en vrouwen
Ten slotte blijkt dat de nee-stemmer niet heeft voldaan aan het cliché van de boze man: het zijn juist de vrouwen die heel vaak tegen hebben gestemd: 68 procent, tegen 58 procent van de mannen. De vrouwen bleven wel vaker thuis (28 tegen 37 procent) – al zou dat natuurlijk ook kunnen betekenen dat veel vrouwen strategisch zijn thuisgebleven.
Strategisch niet stemmen
Dat thuisblijven van potentiële voorstemmers zou een strategische keuze geweest kunnen zijn. Omdat het raadgevend referendum alleen geldigheid zou hebben bij een opkomst van 30 procent, had het dus zin om geen stem uit te brengen. Uit het Ipsos-onderzoek blijkt ook Van de mensen die niet gingen stemmen, dacht ruim de helft dat de opkomstdrempel niet gehaald zou wordendat kiezers daar waarschijnlijk rekening mee hebben gehouden. Want op de vraag aan de niet-stemmers waarom zij niet kwamen opdagen, zei 16 procent dat dat was omdat ze niet wilden dat de opkomst boven de drempel zou uitkomen. Tegelijkertijd is 19 procent juist wel gaan stemmen om te voorkomen dat de tegenstanders de meerderheid zouden halen.
Een andere indicatie: van de mensen die wel zijn gaan stemmen, dacht 50 procent dan de opkomstdrempel gehaald zou worden. Maar de mensen die niet zijn gaan stemmen, dachten juist in meerderheid (54 procent) dat de opkomst lager zou uitvallen.
Ongeldige stemmen
Voorafgaand aan het referendum werd door het nee-kamp geklaagd over de opmaak van het stembiljet. Niet voor iedereen zou meteen duidelijk zijn welk cirkeltje rood gemaakt zou moeten worden. Of het formulier inderdaad voor problemen heeft gezorgd, is niet na te gaan. Aan kiezers is immers niet gevraagd of ze wel zeker waren van hun zaak.
Duidelijk is wel, dat het percentage onreglementair ingevulde stembiljetten hoger lag dan bij voorgaande verkiezingen. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 was 0,2 procent van alle biljetten ongeldig. Nu was dat 0,9 procent – ruim het viervoudige.
De gemeenten waar veel ongeldige stemmen zijn uitgebracht, zijn zeer onregelmatig over Nederland verdeeld. Het zijn niet de gemeenten waar de bevolking gemiddeld lager is opgeleid. Wat wel opvalt, is dat het heel vaak om grensgemeenten gaat: 11 van de 29 gemeenten met meer dan 1,5 procent ongeldige stemmen grenzen aan Duitsland en België.
Blanco stemmen
Ook de blanco-stemmers zijn interessant. Zij vulden helemaal niets in op hun biljet. De regionale verdeling van deze groep is anders dan die van de ongeldige stemmers. In drie van de vier grootste gemeenten heeft bijvoorbeeld meer dan 1 procent blanco gestemd. Ter vergelijking: in 2012 stemde in heel Nederland 0,18 procent blanco. Nu was dat 0,8 procent.
Interessant is het verband tussen blanco stemmen en de partijen GroenLinks en D66. Zij zijn beide groot voorstander van referenda én van het associatieverdrag. In gemeenten waar de aanhang van GroenLinks en D66 groot was bij de Kamerverkiezingen van 2012, is nu veel blanco gestemd. Het is gevaarlijk te concluderen dat het dús de aanhang van die partijen is die nu vaak een blanco stem heeft uitgebracht, maar opmerkelijk is het zeker.