Na een ingecalculeerde nederlaag moet premier Mark Rutte zijn collega’s in Brussel onder ogen komen. Nederland heeft wéér in een referendum nee gezegd tegen Europese besluitvorming. En net als in 2005 zal dat waarschijnlijk leiden tot nieuwe Europese onderhandelingen over een oplossing.
Rutte heeft al beloofd dat het verdrag „niet zonder meer kan worden geratificeerd” nu, bij een opkomst van 32,2 procent, 61,5 procent tegen stemde. Oppositiepartijen willen dat hij de goedkeuring van het associatieverdrag met Oekraïne direct stopzet. Coalitiepartijen eisen „een serieuze reactie van het kabinet”. In afwachting daarvan leggen Kamerleden nog geen concrete voorwaarden op tafel. Die zullen duidelijk worden als het kabinet de kwestie in de ministerraad heeft besproken en de Kamer erover debatteert. Politici staan voor de lastige taak het diffuse nee en de lage opkomst te duiden. En het kabinet een opdracht mee te geven.
Eerst moet analyse gemaakt worden waar tegenstemmers precies moeite mee hebben
Tom de Bruijn, heronderhandelde voor Nederland over EU-Grondwet
Dat er heronderhandeld zal moeten worden, weet oud-diplomaat Tom de Bruijn uit ervaring. Van 2003 tot 2011 was hij de hoogste Nederlandse vertegenwoordiger bij de Europese Unie. Hij onderhandelde over de oorspronkelijke Europese Grondwet en het verdrag van Lissabon dat er na het nee van 2005 voor in de plaats kwam. Hij zat ook aan tafel toen het associatieverdrag met Oekraïne werd geschreven. Nu is De Bruijn (67) wethouder in Den Haag, namens D66.
„In theorie kan het kabinet zeggen: het referendum is adviserend, we gaan gewoon door met het verdrag. Ik sluit niet uit dat het zo zou zijn gegaan als niet op het laatste moment die opkomstdrempel aan de referendumwet was toegevoegd. Maar nu wordt het als bindend ervaren. Het politieke risico van hier niet naar luisteren, is veel te groot. Die onvrede, tegen Europa, tegen de politiek, daar moet de regering iets mee.”
Politieke risico’s in Brussel
Maar wat zijn de politieke risico’s in Brussel? Daar is al gezegd dat het verdrag ook zonder Nederlandse ratificatie gewoon doorgaat, het is grotendeels (het handelsdeel) al voorlopig in werking. Als tijdelijk EU-voorzitter staat Nederland alleen in zijn wens daaraan te morrelen.
Dat is volgens De Bruijn één van de belangrijkste verschillen met 2005. Toen had niet alleen Nederland in een referendum tegen gestemd, maar ook Frankrijk. „De opkomst en de tegenstem waren wel een mokerslag destijds. Van de ene op de andere dag werd Nederland toen van een loyale en bereidwillige lidstaat een dwarsligger. Maar Nederland en Frankrijk zaten op één lijn qua kritiek op de grondwet. Ook sommige andere landen bleken flinke bezwaren te leven. Maar er was ook sterke weerstand. Van Spanje, dat in een referendum juist met overweldigende meerderheid vóór had gestemd. En van Jean-Claude Juncker, die als premier van Luxemburg zijn politieke lot aan de Grondwet had verbonden.”
Juncker is inmiddels voorzitter van de Europese Commissie en zal een behoorlijk déjà vu hebben bij dit Nederlandse referendum, bevestigt De Bruijn. Maar zijn waarschuwing voor een ‘continentale crisis was „schromelijk overdreven”, zegt De Bruijn. „Het grootste deel van het verdrag, zo’n 85 procent, gaat over handel. Dat is vrij onomstreden, zeggen ook de tegenstanders, en daar gaan de lidstaten niet over. Het lastige is dat een heleboel in één verdrag is verpakt. Ook afspraken die allang bestonden, zoals over visumvrij reizen. Dat heeft voor Oekraïne grote symbolische waarde heeft, maar kan ook geregeld kan worden zonder dit verdrag.”
Voordat daarover echt heronderhandeld kan worden, moet de analyse gemaakt worden waar de tegenstemmers precies moeite mee hebben.”
‘Bij Grondwet niet alleen ander kaftje’
In 2005 werden verschillende onderzoeken gedaan naar wát de Europese Grondwet voor Nederlandse kiezers onaanvaardbaar maakte. „Sommige zaken hadden daar niets mee te maken. Veel mensen gaven als reden op dat ze niet wilden dat Turkije lid zou worden van de EU, terwijl het daar niet over ging. Bij anderen speelden algemene onvrede. Maar het bleek ook dat mensen het gevoel hadden dat we een soort superstaat aan het bouwen waren.” Dat leidde tot concrete maatregelen. „De naam grondwet suggereert staatsopbouw, net als een vlag. Dus die verdwenen. Het moeilijkste punt van de onderhandelingen was om macht terug te krijgen bij nationale parlementen. Het is een karikatuur om te zeggen: het was hetzelfde verdrag met een ander kaftje. We hebben er het maximale uitgehaald.”
De kritieke punten vinden lijkt nu een stuk moeilijker. „Want dit referendum ging over alles behalve Oekraïne. Volgens de initiatiefnemers ging het om ‘een dreun uitdelen aan de EU’ en mensen als Sybrand van Haersma Buma (CDA) en Frits Bolkestein maakte er een referendum over referenda van.” De Bruijn hoopt wel op een serieuze discussie over de mate waarin internationale akkoorden referendabel zijn.
Rutte zal in Brussel moeten onderhandelen, maar ook naar Oekraïne moeten. „Wat dat betreft is het een geluk bij een ongeluk dat we Europees voorzitter zijn.” De Bruijn verwacht eerder losse afspraken dan een volledig nieuw verdrag als resultaat. En zonder grote gevolgen. „2005 was echt een breekpunt, in heel Europa en vooral het Nederlandse denken daarover. Dat zal 2016 niet zijn. Tenminste, dit referendum niet.” De echt belangrijke volksraadpleging is in juni in het Verenigd Koninkrijk. „Als de Britten eruit stappen, is dat seismisch. Ook voor Nederland.”