Opinie

Nee, Oekraïne kan niet bij EU

Het Oekraïneverdrag gaat over samenwerken op het gebied van defensie met een staat in oorlog, schrijft Jan Oosterhaven. Plus andere kritische reacties van lezers.

Tegenstanders van het verdrag tussen de EU en Oekraïne tijdens een manifestatie zondag in Amsterdam.
Tegenstanders van het verdrag tussen de EU en Oekraïne tijdens een manifestatie zondag in Amsterdam. Evert Elzinga/ANP

Beter geïnformeerd

Een paar maanden geleden was ik voor het Associatieverdrag tussen de Oekraïne en de Europese Unie. Het ging immers om een vrijhandelsverdrag: net zo’n verdrag als we ook met landen als Chili, Marokko, Israël enzovoorts hebben. Wie kan daar nu tegen zijn?

Inmiddels ben ik beter geïnformeerd. Een kleine negentig procent van het verdrag gaat inderdaad over vrijhandel, maar wat blijkt? Dat deel van het verdrag is vanaf 1 januari al in werking! Daar hebben de individuele lidstaten van de EU helemaal niets over te zeggen. Daarover beslist Brussel.

Als Nederland, na het referendum, het verdrag uiteindelijk afwijst, gaat dat vrijhandelsdeel dus gewoon door. We stemmen dus eigenlijk alleen maar over de ruim tien procent die niet over vrijhandel gaat, maar over samenwerking op het gebied van defensie met een staat in oorlog, over justitiesamenwerking en over allerlei andere onderwerpen waarover we als EU-lidstaten doorlopend onderling onderhandelen en gezamenlijk besluiten. Er staat nog net niet letterlijk in dat we beloven dat de Oekraïne te zijner tijd ook lid kan worden van de EU, maar die intentie lees je tussen alle regels door.

En dat is precies waar ik, om een serie sociaal-economische en geopolitieke redenen, tegen ben.

Het wordt dus uiteindelijk voor mij geen voorstem, maar een tegenstem.

Dr. Jan Oosterhaven, em. hoogleraar economie, Rijksuniversiteit Groningen

Uit protest blijf ik thuis

Het idee van parlementaire democratie is praktisch: we kiezen een vertegenwoordiger omdat we niet overal verstand van hebben. De keuze laten we bepalen door onderwerpen waar we wél wat van af weten. Een referendum is kul en speelt alleen in op sentimenten. Als een kabinetsbesluit niet bevalt, moet je dat laten horen bij reguliere verkiezingen. Ik ga morgen uit protest niet naar de stembus.

Jan Leppink, Delft

Wie zwijgt stemt niet toe

Niet alleen hebben de Staten-Generaal een monster geschapen met het raadgevend referendum, maar ook blijken zelfs zij geen staatsrechtelijk geheugen te hebben. Toen in 1815 België door het Congres van Wenen bij Nederland was gevoegd, moest er een nieuwe grondwet komen. Bij een stemming volgens toenmalig kiesrecht werd de grondwet in Nederland aangenomen, maar in België, bij een lage opkomst, verworpen. Koning Willem I vond een uitweg. „Wie zwijgt stemt toe”, vond hij en hij telde de thuisblijvers op bij de ja-stemmers, en creëerde aldus een meerderheid. Arithmétique Hollandaise noemde de Waalse elite dat. Het werd een van de dingen die de Belgen hem nooit vergeven hebben. In 1830 barstte de bom. Allerwege kan men nu weer horen dat de thuisblijvers kennelijk voor zijn. Benieuwd wat daar het gevolg van zal zijn.

O.L.E. Jongmans, Wateringen

Genoeg is genoeg

Het Nederlandse volk zal tegen dit verdrag stemmen om een signaal aan de politiek te geven: genoeg is genoeg. Uitbreiding van de EU kost miljarden extra belastinggeld, militaire onveiligheid met Rusland, schade door invoerbeperkingen van land- en tuinbouwproducten. Het corrupte Oekraïne zal bij een ‘ja’ snel met de pet rondgaan in de EU, die zelf de grootste problemen heeft. Stop de politici met hun ondoordachte kamikazeacties.

Kees de Vries, Maasdam

Negeer de uitslag

Als tegen Johan de Witt was gezegd dat Nederland ooit met een hoofdknik het buitenlands beleid van Groot-Brittannië of Frankrijk zou kunnen vetoën zonder oorlog, had hij gelachen. Toch is dit de realiteit met het vetorecht binnen de Raad van Europa. Hierdoor ontstaat een historische machtspositie in verhouding tot de omvang van Nederland. Daarnaast hebben burgers het eeuwenlang ondenkbare recht om de Staat der Nederlanden voor een internationaal hof te dagen. Niettemin willen politici en deskundigen de EU verlaten en iedere vorm van supranationaliteit terugdraaien. Het vetorecht en daarmee onze historische machtspositie verdwijnt vrijwel zeker als de EU implodeert. Bovendien is het terugkrijgen van de soevereine ‘natiestaat’ voor de burger minder interessant dan het verliezen van zijn individuele klachtrecht. Straks is de staat de enige hoeder van het recht. Uitwassen hiervan kunnen bij internationale tribunalen worden teruggelezen. Mocht een uitslag van het referendum, ongeacht ‘ja’ of ‘nee’, de machtspositie van Nederland bedreigen, dient het kabinet de uitslag te negeren.

Harry Veenendaal, general counsel