Een pedofiel. Een zieke vrouw verteerd door woede en jaloezie. Een koerier die onverwachts met zijn zoontje zit opgescheept na een orkaan. Twee Noord-Koreaanse overlopers die proberen hun draai te vinden in Seoul. Een programmeur die troost vindt bij een digitaal afgietsel van een vermoorde president. De voormalige directeur van een Stasi-gevangenis. Wat hebben deze mensen gemeen? In elk geval dat ze nauwelijks lijken op de Amerikaanse schrijver Adam Johnson, die ze niettemin met ongekend inlevingsvermogen tot leven wekt in zijn met de National Book Award bekroonde verhalenbundel Als het lot lacht. Dat inlevingsvermogen verbaast niet – Johnson won eerder de Pulitzerprijs met zijn bonte, hyperrealistisch aanvoelende Noord-Korea-roman Gestolen leven – maar door het brede spectrum aan (soms abjecte) personages valt het des te meer op. Alle verhalen in de bundel zijn de moeite waard, maar drie springen er uit.
‘Interessante feiten’ wordt verteld vanuit het perspectief van een verbitterde kankerpatiënte, een ongepubliceerd schrijfster die getrouwd is met een succesauteur waarin we een parodie op Johnson herkennen (‘de grootste sukkel die ooit een Pulitzerprijs heeft gewonnen’). Voordat hij doorbrak, vertelt ze, hadden ze een afspraak. ‘Ik zou hem adoreren, al was hij dan een paar kilo te zwaar. En hij zou mij adoreren, al had ik dan een dubbele mastectomie ondergaan. […] Nu wemelt het bij zijn voorleesavonden van de jonge Dorothy Parkers die allemaal om mijn man heen hangen.’
Kinderporno
De vrouw leeft tussen waken en slapen en ziet overal concurrentes die spoedig haar verlaten schoenen zullen aantrekken. ‘De waarheid is,’ zegt ze, ‘dat je niet hoeft dood te gaan om te weten hoe het is om een spook te zijn’. Ze is ‘trots’ op haar man, die ondanks alles niet weer is gaan drinken, maar ergens zou ze willen dat hij juist wél terugviel. ‘Als hij aan de sterke drank zou gaan, zou ik weten hoe erg hij me nodig heeft.’
Een van de ongepubliceerde werken van de vrouw heet ‘Dark Meadow’, dat ook de titel is van een verhaal in deze bundel. Het is de schuilnaam die een zekere Mr. Roses gebruikt in het verborgen circuit van kinderporno. Hij is een man die worstelt met een seksuele voorkeur die hem buiten de maatschappij plaatst – ‘Ik heb je in de peiling, klootzak met je enge ogen!’ – en die hij tegelijk voedt en probeert in te dammen. Verlokkingen zijn overal, onder meer in de vorm van de verwaarloosde buurmeisjes, de Tijger en de Welp.
Subversieve elementen
In het sterkste verhaal, ‘George Orwell was een vriend van me’, is de verteller iemand die aan de verkeerde kant van de geschiedenis is blijven wonen: de voormalige directeur van een Stasi-gevangenis. In de jaren tachtig werden daar de subversieve elementen opgesloten en gemarteld. Maar niet volgens de oud-directeur, die naar eigen overtuiging een ordentelijk instituut runde. Hém valt niets te verwijten.
Die houding wordt onhoudbaar wanneer bewijsmateriaal van wandaden in pakketjes in zijn tuin worden gedropt, al blijkt de verteller beduidend resistenter tegen de waarheid dan de lezer. Helemaal pijnlijk wordt het, wanneer de directeur zich aansluit bij een rondleiding door de inmiddels tot museum omgetoverde gevangenis. Elke mogelijkheid wordt aangegrepen revisie te plegen op de algemeen geaccepteerde geschiedenis.
Als het lot lacht is een atypische verhalenbundel, al was het maar omdat elk verhaal het soortelijk gewicht heeft van een novelle. Ze zijn geschreven met een bij vlagen verraderlijk lichte toets, die het beklemmende van de onderliggende duisternis alleen maar verdiept. Want zoveel wordt duidelijk: als het lot lacht, ontbloot het scherpe tanden.