„Broadway aan de Amstel”, roept het Amsterdamse theater Carré dezer dagen – en dat is nauwelijks overdreven. Hier is vier weken lang de musical Pippin te zien in de versie die tot voor kort op tournee was door de Verenigde Staten, na bijna twee succesjaren op Broadway. Zo showy en zo energiek ziet men het in Nederland zelden.
Prins Pepijn, alias Pippin, was een zoon van keizer Karel de Grote, maar dat doet er niet veel toe. Pippin is vooral een luchtig verhaaltje over een jongeman die nog niet weet wat hij later wil worden. Hij zoekt zijn eigen corner in the sky. En zijn avonturen worden ons – in een geestig script van Roger O. Hirson en smeuïge songs van Stephen Schwartz – verteld door een rondreizend groepje kermisklanten. Zo was het althans in de oerversie uit 1972. Maar nu zijn die kermisklanten vervangen door circusartiesten. Met als gevolg dat het in allerlei scènes wemelt van de paaldansers, messenwerpers, hoepelspringers, acrobaten en andere kunstenmakers.
Dat maakt deze Pippin tot een uniek samengaan van gespierde showdans, waarin de oorspronkelijke choreografieën van Bob Fosse nog meezinderen, en bijna achteloos gepresenteerde circusstunts – niet in de vorm van losse nummers, maar magnifiek geïntegreerd met alles wat er, vaak gelijktijdig, wordt gezongen en gespeeld.
Een bonte belevenis in Broadway-stijl is het resultaat.