Inkomsten omroepen staan onder druk

De subsidie neemt af, televisiegidsen brengen steeds minder op. Omroepen moeten andere inkomsten zoeken.

Foto: Sander Koning/ANP
Foto: Sander Koning/ANP

De inkomsten uit nevenactiviteiten worden belangrijker voor de publieke omroepen. Inkomsten uit traditionele bronnen staan onder druk. En daarom lijken de omroepverenigingen bereid om meer risico te nemen bij het zoeken naar alternatieve inkomstenbronnen dan vroeger.

In de eerste plaats komt er minder geld van het Rijk. Het vorige kabinet schrapte sinds 2013 stapsgewijs 201 miljoen euro op de mediabegroting; dat komt neer op grofweg een kwart van het budget. De landelijke publieke omroep kreeg daarvan 128 miljoen euro minder. Het huidige kabinet bezuinigt vanaf 2017 nog eens 50 miljoen extra op het mediabudget – met name op de landelijke en regionale omroepen.

Daarbij komt dat de omroepverenigingen minder zeggenschap krijgen over de rijkssubsidie. Nu ontvangen ze 70 procent van de subsidie nog direct; de rest verdeelt koepelorganisatie Nederlandse Publieke Omroep (NPO) op basis van goede, aantrekkelijke programma-ideeën.

Het ‘garantiebudget’ daalt echter naar 50 procent. Zo wil staatssecretaris Dekker (Media, VVD) de creatieve competitie in Hilversum stimuleren. Omroepen moeten harder werken en beter hun best doen om aanspraak te maken op subsidie.

Neveninkomsten

Geld van het ministerie is niet de enige inkomstenbron in Hilversum. Omroepverenigingen hebben ook neveninkomsten uit bijvoorbeeld tv-gidsen, de verkoop van cd’s en dvd’s en de exploitatie van hun eigen formats.

Daarmee haalden zij in 2012 een winst van circa 22 miljoen euro, becijferde adviesbureau Boston Consulting Group (BCG) in een rapport voor het ministerie in 2013. Bij ongewijzigd beleid, waarschuwden de onderzoekers van BCG, zal deze winst in 2017 zijn gedaald naar ongeveer 14 miljoen euro. „Dat komt voornamelijk door de dalende trend in ledenaantallen en abonnementen op programmabladen.”

Een jaar of vijf geleden lag de gezamenlijke omzet (let op: omzet, niet winst) uit programmabladen nog boven de 100 miljoen euro. Kijkers nemen echter steeds minder vaak een abonnement op een omroepbladen. En adverteerders kiezen liever voor internetreclame. De dagen dat de Noord-Hollandse ondernemer Dirk Scheringa vele advertentiepagina’s in de rtv-gidsen kocht om zijn ‘goedkope’ leningen aan te prijzen zijn al jaren voorbij. In 2013 was de gezamenlijke omzet bijna 9 procent gedaald tot 89 miljoen.

VARAgids

De VARAgids, een van de populairste omroepbladen, was in 2014 goed voor een omzet van 10,3 miljoen euro (2009: 14,7 miljoen). Met name die daling zal de komende jaren ertoe leiden dat de nevenopbrengsten bijna halveren, schreef de VARA in het jaarverslag over 2014. „Er kan een mogelijke tegenvaller ontstaan bij de opbrengsten uit nevenactiviteiten”, stelt de omroep in het financiële verslag. (Het verslag over 2015 is nog niet uit).

Dat komt niet alleen door de teruggang van de programmabladen (print), maar ook de dvd- en cd-markt is niet meer op het niveau van enkele jaren geleden, aldus de omroep. Dvd’s verkopen minder, nu kijkers hun favoriete programma’s kunnen terugzien op Uitzending Gemist en andere online videodiensten. Voor muziek geldt hetzelfde: veel ouders draaien liever een Kinderen voor Kinderen-liedje op YouTube of Spotify dan dat ze de nieuwste KvK-cd aanschaffen.

Meer commercie?

Ligt de oplossing voor de dalende inkomsten uit rijkssubsidies en programmabladen nu in meer commerciële activiteiten van de omroepen?

Ja en nee, stelde BCG al in 2013. Het meest soelaas biedt het verhoging van de reclamemogelijkheden op de publieke omroep. Dat kan binnen de Mediawet – de publieke omroep zendt nu nog niet het maximale aantal spotjes uit. Ook zouden de kabelmaatschappijen en andere distributeurs van tv meer moeten gaan betalen om de publieke zenders te mogen doorgeven.

En evenementen als concerten, festivals en restaurants dan? Hun bijdrage aan het omroepbudget is marginaal. BCG schat dat evenementen hoogstens 1,2 miljoen euro per jaar extra kunnen opleveren. De vraag is of dat opweegt tegen de risico’s van ondernemen met publiek geld – van het Rijk en van de leden van omroepverenigingen.