8 maart Internationale Vrouwendag. Om eerlijk te zijn: we waren op de redactie eigenlijk niet van plan daar veel aandacht aan te besteden. Die ‘dag van de…’-journalistiek is meestal niet echt spannend. En toch - zo gaat dat nu eenmaal in die georganiseerde anarchie die de redactie van NRC is - kwamen er mooie stukken op de site en in de krant.
NRC Q bracht bijvoorbeeld een helder overzicht van de positie van de Nederlandse vrouw op de arbeidsmarkt. Wereldwijd kampioen in deeltijdwerken en een (te) groot inkomensverschil met de man.
De mooiste actie voor Vrouwendag vond plaats aan de universiteit van Leiden. Daar werden in de senaatskamer alle portretten van mannen vervangen door vrouwen. Want er hing tussen de 117 mannen maar één vrouwelijke hoogleraar. Zelfs Willem van Oranje moest voor de gelegenheid even plaatsmaken voor prinses Beatrix.
Het meest schokkende cijfer wat vrouwen betreft, las ik in een stuk van wetenschapsredacteur Ellen de Bruin: op Nederlandse universiteiten is slechts één op zes hoogleraren een vrouw. Nederland staat daarmee op de 24ste plaats van 27 Europese landen. Alleen Cyprus, Tsjechië en Litouwen doen het nog slechter.
Collega Anne Dohmen las dan weer het boeiende rapport van het SCP over de tijdsbesteding van mannen en vrouwen. In zijn vrije tijd voelt de man zich vrij, zo las ze daar. Logisch toch? Alleen: in haar vrije tijd voelt de vrouw zich druk.
Hoog tijd dus om columniste Japke-d. Bouma te raadplegen. “Ik snap ze gewoon niet, die vrouwen die deeltijds blijven werken”, schrijft zij. “Dan zullen vrouwen nooit gelijkwaardig worden aan mannen, nooit dezelfde kansen krijgen en nooit evenveel verdienen.”