Wel dood, geen moord

De Hoge Raad scherpte de voorwaarden voor moord aan. Daarom worden daders nu vaker veroordeeld voor doodslag, en dat scheelt flink in de straf, blijkt uit onderzoek van NRC.

Alasam S., 25 jaar oud, slaat op 13 april 2011 zijn vriendin dood met een brandblusser. Daarna schiet hij een agent dood met diens eigen wapen. Twee jaar later moet hij voor de rechter verschijnen. Dat S. de dader is, is duidelijk. Er zijn voldoende getuigen en S. heeft bekend. Maar er is een twistpunt: pleegde S. moord, of doodslag?

In de rechtszaal betekent de keuze een wereld van verschil. Voor moord, waarbij ‘voorbedachte rade’ is vereist, kan levenslang worden gegeven. Voor doodslag, een handeling ‘in opwelling’, maximaal vijftien jaar. De afgelopen jaren heeft de Hoge Raad, het hoogste rechtsorgaan van Nederland, in enkele uitspraken strengere eisen gesteld aan voorbedachte rade. Daardoor zijn delicten die eerder als moord werden beoordeeld, nu doodslag.

S. kreeg van de rechtbank 28 jaar celstraf opgelegd voor meervoudige moord. In hoger beroep zwakte het gerechtshof dat af tot tweevoudige doodslag. In plaats van 28 jaar kreeg hij een celstraf van 6 jaar en tbs. Een flinke verandering van straf. Deels omdat hij in hoger beroep gedeeltelijk ontoerekeningsvatbaar was verklaard, maar óók vanwege de aangescherpte eisen voor voorbedachte rade.

De zaak van S. staat niet op zichzelf. NRC bekeek ruim honderd moord- en doodslagzaken tussen 2011 en 2013 die zowel door de rechtbank als het gerechtshof zijn behandeld. Daaruit blijkt dat de aangescherpte eisen grote gevolgen hebben voor de beoordeling. In bijna 40 procent van de zaken waarin de rechtbank de dader voor moord veroordeelde, werd dat in hoger beroep afgezwakt tot doodslag.

Voorbedachte rade

Het grote verschil zit in de voorbedachte rade. Daarvan was tot een paar jaar geleden sprake als een verdachte de tijd had gehad om na te denken. De rechtbank vond een paar seconden soms al genoeg om een dader voor moord te veroordelen, zegt Rick Robroek, onderzoeker aan de rechtenfaculteit van Rijksuniversiteit Groningen.

Sinds 2012 is de eis voor voorbedachte rade in enkele uitspraken van de Hoge Raad steeds verder aangescherpt. Zo was er in Maastricht een mishandelde man die zijn aanvaller doodstak. De Hoge Raad oordeelde dat het geen moord was: de man had weliswaar de tijd gehad om zich te bedenken, maar hij was mogelijk in shock en dus mentaal niet in de gelegenheid om daar ook gebruik van te maken.

Waar komen de meeste moorden tussen 2011 en 2013 voor in Nederland?

Lees ook: Een moord is nooit gemiddeld en Vrouwen zijn gek, mannen zijn slecht

In oktober 2013 werd de richtlijn in een andere zaak nog verder aangescherpt. De hoogste rechter besloot toen dat een dader de tijd én gelegenheid had om na te denken, maar dat niet vaststond dat hij daarvan ook werkelijk gebruik had gemaakt. En als dat niet het geval is, bepaalde de Hoge Raad, is er geen sprake van moord. Het werd een soort ‘sleutelarrest’.

En zo veranderde ook de beoordeling van de door S. gepleegde feiten. In maart 2013, nog vóór het sleutelarrest, veroordeelde de rechtbank hem voor moord: S. heeft zijn vriendin zeker negen keer geraakt met de brandblusser. Volgens de rechter had S. de tijd om na te denken toen hij de zware brandblusser keer op keer moest optillen. Voorbedachte rade, dus.

Doodslag, geen moord

In hoger beroep, als het sleutelarrest al is uitgesproken, komen de rechters tot een ander oordeel. Ze gaan mee in de redenering van de advocaat van S., Mathieu van Linde. Die wijst erop dat niet vaststaat dat S. ook daadwerkelijk heeft nagedacht over wat hij deed. Hij had daar misschien wel de tijd voor toen hij de zware brandblusser steeds moest neerzetten en weer optillen, maar dat wil niet zeggen dat hij dat ook heeft gedaan. Dit is doodslag, oordeelt het hof, geen moord.

En ook de moord van S. op de agent wordt in hoger beroep omgezet in doodslag. Nadat S. het dienstpistool in handen kreeg maakte de agent een afwerende beweging en schoot S. drie maal. Voldoende tussentijdse momenten voor S. om zich te beraden, oordeelde de rechtbank. In hoger beroep acht het hof niet bewezen dat hij dat daadwerkelijk heeft gedaan.

In andere zaken speelt hetzelfde. Bijvoorbeeld bij de zaak rond de dood van Karin Bok, die even aan haar aanvaller wist te ontkomen. De dader had daarom voldoende tijd zich te beraden, stelde de rechtbank, die hem veroordeelde tot zeven jaar voor moord. Het gerechtshof denkt dat hij toch in een opwelling kan hebben gehandeld, en veroordeelt de dader tot vier jaar wegens doodslag.

Ook bij een levensdelict in 2011 in Tilburg speelt de verscherpte eis een belangrijke rol. Iemand stormt met een knuppel af op een ander, slaat hem tegen de grond, pakt zijn vuurwapen af en schiet hem dood. Genoeg tijd om na te denken, oordeelde de rechter, die de dader 12 jaar cel oplegde. In hoger beroep veroordeelt het gerechtshof hem tot 8 jaar cel voor doodslag. Wie zegt dat de dader ook echt heeft nagedacht?

Daders wier delict in hoger beroep werd afgezwakt van moord naar doodslag, kunnen geregeld rekenen op een lagere straf, blijkt uit onderzoek van deze krant. Gemiddeld kregen zij ruim veertien jaar voor moord, in hoger beroep was dat nog geen tien jaar voor doodslag.

Maximumstraf doodslag verhogen

Niet iedereen vindt dat terecht. Foort van Oosten, Kamerlid voor de VVD, stelt voor om de maximumstraf voor doodslag te verhogen. Die ligt nu op vijftien jaar, maar Van Oosten wil dat dat twintig jaar wordt. Hij noemt het „zorgelijk” dat daders nu lichtere straffen krijgen . „Het gaat om zeer ernstige delicten, niet om het stelen van een stuk brood.”

Rick Robroek van Rijksuniversiteit Groningen ziet wel wat in dat voorstel. „De categorie doodslag omvat door de nieuwe eisen zwaardere gevallen dan voorheen. Dan is het denk ik goed om de rechter voor doodslag wat meer ruimte te geven.”

Niks ervan, zegt advocaat Yehudi Moszkowicz. Volgens hem toont de uitspraak van de Hoge Raad juist aan hoe belangrijk het onderscheid is tussen doodslag en moord. „Als je de maximumstraf voor doodslag gaat verhogen wordt dat verschil effectief kleiner.” Zijn collega Peter Plasman vindt het verhogen van de maximumstraf niet aan de orde, zegt hij. „Rechters lijken op dit moment helemaal niet te vragen om hogere straffen voor doodslag.”

Met medewerking van Freek Schravesande.