‘Wat vertellen deze mensen over zichzelf?’, vraagt Marina Meeuwisse aan vier studenten. Het is een zonnige koude dag en ze staan bij een wit huis aan de Blancefloerstraat. Gordijnen dicht, tuin in rommelige winterstand, twee brievenbussen waar ooit een tuinhekje zat. „Niet veel”, zegt een van hen. „De gordijnen zitten dicht.” Meeuwisse moedigt aan. Wat zou de status van de bewoners zijn? „Ik zie onkruid en verval”, zegt een ander, wijzend op de inderdaad niet glimmend schone brievenbussen. Meeuwisse: „Zou het iets anders kunnen zijn – is dat inderdaad onkruid, of een wintertuin?” En die brievenbussen zijn misschien ook humor, suggereert ze: de ingang van het verbouwde boerderijtje zit inmiddels aan de zijkant, en waar vroeger mensen binnenkwamen, komt nu de post.
Meeuwisse loopt niet zomaar door de wijk; dit is een heus wijkonderzoek, zij het van het onorthodoxe – en zelf ontwikkelde – soort: een straatcollege. Meeuwisse is docente aan Hogeschool Rotterdam, bij het expertisecentrum maatschappelijke innovatie. Bij zo’n straatcollege lopen studenten onder haar leiding door wijken, voor ze verder (literatuur)onderzoek doen. Of lopen: het is meer kuieren. Kijken. Foto’s maken. En vooral: zich afvragen wat ze zien, en wat dat zegt. „Omslagen in de samenleving zijn het eerst voelbaar op straat. Tijdens een straatcollege ‘lezen’ we de harde, fysieke en de zachte, sociale stad. Met die sensitiviteit ‘betrappen’ we actuele vraagstukken, trends en ontwikkelingen.”
Problemen op Zuid
Meeuwisse is niet de enige die een studie maakt van Rotterdam-Zuid. Al zeker tien jaar probeert de stad de grote problemen aan de linkeroever groots aan te pakken. Aanvankelijk – in 2006 – met een Rotterdams Pact op Zuid, maar nadat een onderzoekscommissie in 2011 constateerde dat de problemen ‘on-Nederlands’ zijn in omvang en intensiteit, met bemoeienis van het rijk: het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ).
Vandaag is Meeuwisse in de Sagenbuurt in Oud-IJsselmonde, met straatnamen als de Tristanweg en de Griseldestraat. Maar eigenlijk noemt iedereen het ‘de 301’, of ‘301-woningen.’ – het aantal woningen in het naoorlogse wijkje. Als ze het het Ferguutpad inslaan, zien de studenten aanvankelijk meer verval – een achtertuin van gras en stenen, een tuin afgesloten met een grote plank. „Maar er wordt wél vaak gebarbecued.” Op de balkonnetjes staan inderdaad overal barbecues. En een volgende tuin staat vol tuinkabouters en bijgeknipte struikjes. „We zien in één oogopslag veel verschillende woningen”, zegt Meeuwisse. „Misschien moeten we de werkhypothese ‘verval’ loslaten.”
Vanaf een balkon, waar ook een grote hond loopt, roept een bewoner naar de studenten: „Wat doen jullie hier?” Het bevalt hem niets dat ze op hun gemak – overleggend, fotograferend – zijn wijk bestuderen – hém bestuderen. Hoewel spontane straatinterviews horen bij de methode-Meeuwisse, wil de man niet naar beneden komen. Ook een van de studentes voelt zich ongemakkelijk bij het onuitgenodigd fotograferen van tuinen en gevels. Anderen halen hun schouders op: openbare ruimte.
IJsselmonde als kantelwijk
Niet iedereen zal, als het gaat over problemen op Zuid, direct aan IJsselmonde denken. Eerder aan wijken in Charlois en Feijenoord. Ten onrechte, zeggen Marcel Verhoef en Norbert Swaneveld. Het lid en de voorzitter van de gebiedscomissie IJsselmonde – beiden van Leefbaar Rotterdam – lopen vandaag mee met het straatcollege. „IJsselmonde is het afvalputje van Zuid aan het worden”, zegt Swaneveld. Ja, hij weet dat IJsselmonde, waar naast het oude dorp ook bijvoorbeeld de wijken Lombardijen en Beverwaard liggen, niet voorkomt in de toptien ‘slechte wijken’ van de wijkprofielen die de gemeente onlangs publiceerde. Ook zijn er geen wijken aangewezen als zogeheten 'focuswijk’ van het NPRZ, anders dan in Feijenoord en Charlois.
Maar in de wijkprofielen is er al wel iets te zien van het ‘afglijden’ waar Swaneveld het over heeft. In de IJsselmondse wijken Lombardijen en Beverwaard is het welzijn van de bewoners in twee jaar flink gedaald.
Volgens Swaneveld en Verhoef komt dat doordat IJsselmonde wordt omringd door wijken waar de zogeheten Rotterdamwet geldt. Die houdt in dat bij verhuur van goedkope huurwoningen alleen mensen in aanmerking komen die inkomen hebben uit werk. De wet geldt niet voor IJsselmonde, dus daar kunnen geen eisen worden gesteld aan nieuwkomers.
De leden van de gebiedscommissie hebben een punt, zegt Marco Pastors, die het NPRZ leidt. Van de 16 wijken op Zuid zijn er 7 ‘focuswijk’. „Dat zijn vooral de wijken waar de fysieke opgave het grootst was – dichtbebouwd met kleine woningen. Als je daar wil verbeteren, zal je eerst iets weg moeten halen.”
IJsselmonde is juist ruim opgezet, net als Pendrecht en Zuidwijk. „Het ziet er gewoon beter uit.”
Maar extra scholing, en extra capaciteit in de hulpverlening, die de focuswijken krijgen, komen waarschijnlijk ook voor delen van IJsselmonde beschikbaar, zegt Pastors.„De gemeente bekijkt nu of het mogelijk is dit ook voor de kantelbuurten van IJsselmonde te doen.”
Rotterdamwet, extra geld van de gemeenten: dat zijn concrete zaken. Kunnen de studenten van Meeuwisse met hun onderzoek naar de plaatsidentiteit van IJsselmonde ook iets bijdragen aan het welzijn in het gebied? Swaneveld verwacht geen grote verassingen. „Ik denk dat we veel van wat ze aandragen zullen herkennen.” Verhoef is iets optimistischer. „We houden vaak inspraakavonden. Alleen: daar komen veelal dezelfde betrokken en mondige burgers op af, en het is ook wel goed om eens een ander geluid te horen.”
Nadat een oudere buurtbewoner de studenten achteloos vertelt dat er een Syrisch gezin is komen wonen in de 301, lacht hij: „Zo zie je maar, de buurt weet altijd meer dan de gebiedscommissie.”
Hoe dan ook zijn Swanenveld en Verhoef blij dat Meeuwisse met haar studenten hun onderzoek dit jaar in IJsselmonde doen. Zo is het iets minder een vergeten gebied.