Ik ben God, zei de man. Haha, zei de aap

In 1898 schreef de Franse schrijver en zuipschuit Alfred Jarry een roman waarin een deurwaarder, een aap en een wanbetaler de wereld rondreizen. De roman, nu opnieuw vertaald, had invloed op ondermeer The Beatles en de Marx Brothers.

Een van de excentriekste figuren uit de wereldliteratuur is de Franse poëet, schrijver, journalist en zuipschuit Alfred Jarry (1873-1907). Hij is de lieddichter van het onzingbare ‘Chanson de décervelage’ (door Slauerhoff als ‘Ontherseningslied’ vertaald), en schrijver van de door Gerrit Komrij vertaalde ‘moderne roman’ Superman (1901); zijn bekendste werk is het toneelstuk Ubu roi (1896). Meesterstuk is zijn roman Gestes et opinions du docteur Faustroll, pataphysicien uit 1898, dat postuum in 1911 het licht zag. Dat is nu verschenen in een nieuwe, voortreffelijke vertaling van Liesbeth van Nes.

Roemruchte daden en opvattingen van doctor Faustroll, patafysicus is een bizar boek. Een groot deel van het kakelbonte verhaal vernemen we uit de mond van een deurwaarder genaamd René-Isidore Panmuphle. Hij komt beslag leggen op de schamele bezittingen van de gestudeerde wanbetaler Faustroll. Jarry’s ‘neowetenschappelijke roman’ opent met het exploot waarmee Panmuphle zich bij Faustroll aandient. Een betrouwbare verteller zou je zeggen, deze gerechtsdienaar. Probleem is alleen dat hij door Faustroll in diens met wijn en sterke drank ondergelopen kelder is gesmeten, en zich daaruit moet drinken.

Panmuphles wonderlijke relaas lijkt echter niet te ontspruiten aan zijn kennelijke staat. De verklaring daarvoor is simpel: hij leest voor. Het fysiek van de zeegroen besnorde, tropenhelm dragende Faustroll blijkt namelijk spiraalsgewijs omwikkeld met behangpapier, waarop hij zijn poëtisch verwoorde opvattingen en waarnemingen heeft geschreven. Tussen zijn voorlezingen door doet Panmuphle verslag van de reis die hij met de doctor maakt, in het gezelschap van een ‘Ha-Ha!’ roepende baviaan die Bosse-de-Nage heet.

Het drietal maakt een uitzinnige tocht van Parijs naar Parijs, gezeten in een zeef. Ze doen tijdens deze landvaart verschillende ‘eilanden’ aan – varend over de Zee van Stront bereiken ze het Eiland Rek, bezoeken het Amorfe Eiland, het Klinkende Eiland, het Land van Kantwerk, et cetera. Ieder eiland verbeeldt het universum van een bekend schrijver, musicus of kunstenaar. Dit maakt Faustroll naast ‘neowetenschappelijke’ roman en reisverhaal ook nog eens een (hier juichende, daar vernietigende) beschrijving van het culturele milieu waarin Alfred Jarry verkeerde.

Dode baviaan

Faustroll is van alles wat. Beter gezegd: het is een kleine encyclopedie, die een hele wereld openbaart. Alles tegelijk. Hoofdpersoon Faustroll noemt zich dan ook God – ‘Ha Ha!’ roept de baviaan meteen. Het zelfbenoemde opperwezen wordt geleverd met bijsluiter, waarop de enig juiste berekening van Zijn eigen oppervlakte staat. Helaas verdrinkt Faustroll tijdens zijn Parijse odyssee, na een zevendaagse massamoord te hebben aangericht (waarbij ook baviaan Bosse-de-Nage de dood vindt).

De doctor/God laat een exact bemeten, enorme leegte achter. Het formaat van zijn betreurenswaardige afwezigheid? Ergens tussen 0 en oneindig. Wat overblijft is het op behangpapier geschreven ‘patafysisch manuscript’, dat tijdens zijn verdrinkingsdood is losgeweekt en wordt tentoongesteld in het lijkenhuis. Godlof blijft Faustroll vanuit de ‘etherniteit’ gewoon doorcommuniceren, dankzij telepathisch bevorderde brieven, en doorgestraalde verhandelingen over erotiek, de tijdmachine, et cetera.

Het tegenwoordig zo gevierde realisme zoekt men vergeefs in Faustroll. Al zou Jarry zelf ongetwijfeld beweren dat het boek wel degelijk realisme betreft. Hij beschrijft immers de werkelijkheid die in zijn parallelle universum regeert. In die andere dimensie beweegt zich de wonderbare doctor. Daar is ‘het leven een carnaval van het zijn’, en ‘alles is er in alles’. Ernst in humor en omgekeerd, zin in onzin en omgekeerd, wereld en omgekeerde wereld samen werkelijkheid. Varen in een zeef is voor Jarry net zo ‘waar’ als het zich verkleinen tot de grootte van een mijt, om staande op een koolblad een waterdruppel lek te trappen.

Ik ken mensen die zulk proza ‘studentikoos geouwehoer’ zouden noemen. Maar wat is het verschil met de 14de-eeuwse bisschop en encyclopedist Isidorus van Sevilla (560-636), die doodserieus beweerde dat wolken uit een verzameling apostelen bestaan, en regen uit Gods woord? En what about de recent in het tijdschrift New Scientist door twee wetenschappers verkondigde theorie dat tijdens het ontstaan van het heelal een parallel universum ontstond waarin de tijd achteruitloopt? Is het daarbij toeval dat de artist’s impression van de recent gevonden zwaartekrachtgolven een Faustrolliaanse spiraal laat zien? Alles is in alles, ‘allemaal neowetenschap!’, zou Jarry roepen. Alles is ‘Patafysica!

Faustroll past in een eeuwenlange traditie. Het boek is een briljante stap op het pad dat loopt van Lucretius, via de middeleeuwse Reize van Sinte Brandaen, de 16de-eeuwer Rabelais (nadrukkelijk aanwezig in Faustroll) tot aan 19de-eeuwse auteurs als Multatuli (Jarry kende diens werk), Flaubert en Lautréamont. Het gaat om literatuur die zich hoogst bewust is van haar voorgangers, met een zelfrelativerend vermogen dat vaak hilarisch uitpakt.

De lezer voelt zich in een boekenkelder gegooid, raakt beneveld als door alcohol, en klimt er hikkend van de lach weer uit. In dit doorgaans van kennis en toespelingen dichte literaire genre kan men een toelichter goed gebruiken. In het geval van deze Faustroll-vertaling is zelfs een heel gezelschap van exegeten opgestaan. Hun vrolijke, verlichtende bevindingen beslaan niet minder dan tweederde van het boek, en vormen een feest op zich.

Duchamp

Faustroll heeft veel invloed gehad. „Alles staat er in”, zei bijvoorbeeld Boris Vian. In het sinds de jaren vijftig bestaande, door Alfred Jarry geïnspireerde Collège de ’Pataphysique figureren grootheden als Duchamp, Max Ernst, Queneau, Ionesco, Maurits Escher, de Marx Brothers, The Beatles, Umberto Eco, of Italo Calvino. Tot de enkele decennia later opgerichte Nederlandse Academie voor ’Patafysica behoren niet minder dan zes P.C. Hooftprijswinnaars.

Wat ’Patafysica nu precies is? De geleerde doctor legt het haarfijn uit in dit cabaretesk- filosofische meesterwerk. De verblufte lezer zal reageren met ‘AH-AH!’ en ‘HA-HA!’