Het werd de hoogste tijd dat ook De Nederlandsche Bank zich zou uitspreken over klimaatbeleid, vindt ook de bank zelf. De gevolgen van de opwarming van de aarde sijpelen langzaam maar zeker de financiële wereld binnen en dreigen institutionele beleggers te raken. Pensioenfondsen onderzoeken of hun geld nog wel veilig is bij kolen- en oliemaatschappijen. Banken en investeerders staan onder maatschappelijke druk zich uit fossiele energie terug te trekken.
„Ik vind onze timing niet ongunstig”, zegt Job Swank, directielid van DNB en verantwoordelijk voor het zojuist verschenen rapport Tijd voor Transitie – een verkenning van de overgang naar een klimaatneutrale economie. „We zitten midden in de discussie over aanscherping van het Energieakkoord en net na de ambitieuze afspraken van de klimaattop in Parijs, die ook de Nederlandse economie voor geweldige uitdagingen stellen.”
Volgens het Energieakkoord moeten in 2020 concrete resultaten zijn geboekt op het gebied van energiebesparing (1,5 procent) en de inzet van duurzame energie (14 procent). Het doel van het mondiale klimaatakkoord is de opwarming van de aarde te temperen, bij voorkeur met een stijging die de 1,5 graden Celsius niet te boven gaat.
Swank concludeert dat Nederland het niet zo goed doet in de strijd tegen klimaatverandering. „We lopen achter als het gaat om de productie van duurzame energie en het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Dat heeft te maken met de energie-intensieve industrie in Nederland. Allereerst de petrochemische industrie, maar ook de transportsector en de glastuinbouw zijn gevoelig voor klimaatbeleid.”
Is het niet ook een kwestie van zwak overheidsbeleid?
„In ieder geval zal stevig overheidsbeleid nodig zijn, om de ommekeer te brengen. Dat zal binnen die bedrijfstakken moeten gebeuren. Want we willen niet van ze af, omdat ze voor Nederland veel inkomen opleveren. Dus zijn grote aanpassingen nodig. De petrochemische industrie heeft in de loop der jaren al veel aan energiebesparingen gedaan. Maar tegelijkertijd zullen we de komende decennia af moeten van kolen, olie en uiteindelijk ook van gas. Dat zal die industrieën behoorlijk raken.”
Hoeveel tijd hebben we daarvoor?
„Dat weten we niet precies. Het hangt ervan af hoe je de transitie vormgeeft. Als je binnen één decennium wereldwijd van alle kolen af wilt, heeft dat gigantische gevolgen voor de groei van de wereldeconomie. Dat zal dus niet gebeuren. Maar hoe langer je wacht, hoe meer pijn en hoe groter de kans dat er grote schokken aan de economie worden toegebracht. Dus laten we morgen beginnen, zou ik zeggen.
„Als je snel begint, heb je meer tijd om beleid te maken. Dat is voor bedrijven belangrijk, want die moeten vaak investeringen doen met een lange aanlooptijd en hoge vaste kosten. Dat doe je alleen als je redelijk zeker bent over hoe de toekomst eruit gaat zien.”
Daarvoor hebben we het Energieakkoord. Maar dat richt zich volgens uw rapport op de verkeerde doelen.
„Het richt zich vooral op te veel doelen. Het akkoord zet zich in voor duurzame energie en ook voor werkgelegenheid. Maar het primaire doel moet zijn: het terugdringen van de CO2-uitstoot. Alles wijst erop dat we die doelstellingen niet gaan halen. En voor wat ‘Parijs’ van ons vraagt, zijn nog veel grotere inspanningen nodig, ook na de horizon van 2023 uit het Energieakkoord. Om ‘koolstofneutraal’ te zijn rond het midden van de eeuw, moet de Nederlandse economie zich fors aanpassen.”
In Tijd voor Transitie worden verschillende keuzes voorgelegd. Investeren in duurzame energiebronnen als wind en zon is belangrijk, maar niet voldoende. Het gaat niet snel genoeg. Daarom zal ook de energie-intensiteit, zowel in de industrie als in vastgoed en infrastructuur, verder omlaag moeten. Maar op dit gebied al veel is gebeurd. Het laaghangend fruit is wel geplukt.
Daarom verwacht DNB dat ook zogeheten brugtechnologieën nodig zijn, als een noodzakelijk kwaad. Dat komt dicht bij wat Shell-topman Ben van Beurden stelt: het veel schonere gas als vervanging van steenkool, aangevuld met Carbon Capture en Sequestration (CCS), oftewel de ondergrondse opslag van kooldioxide om de broeikasgassen zoveel mogelijk uit de atmosfeer te halen.
„In de strategie van Shell is CCS belangrijk”, zegt Swank. „Of het haalbaar is, moet nog blijken. De technologie bestaat, maar wordt nog niet op grote schaal toegepast. Er is nog veel onderzoek nodig. Er zijn partijen die zeggen: de veiligheidsrisico’s van CCS zijn te groot. De Nederlandsche Bank heeft daarin geen positie. Dat is een wetenschappelijk en technologisch debat. En het heeft ook met onderbuikgevoelens te maken. Belangrijk is, dat het debat op een zuivere manier wordt gevoerd. Dat is best lastig. Want oliemaatschappijen zijn partijdig, maar anderen ook.”
Wat is daarvoor nodig?
„Het belangrijkste is een hogere prijs voor de uitstoot van kooldioxide. Dan wordt het aantrekkelijker om te investeren in duurzame energie en in dure technologieën als CCS, maar ook voor het vervangen van goedkope steenkool door duurder gas. Je zou een bodemprijs moeten hebben van zeker 30 euro per ton CO2-uitstoot. Om gas te laten concurreren met steenkool moet de prijs waarschijnlijk naar 40 euro per ton.”
In het emissiehandelssysteem ETS kost een ton CO2 slechts 8 euro.
„Er zijn nu veel overtollige emissierechten. Die moeten uit het systeem worden gehaald. Het ETS laat de emissiehandel helemaal over aan de markt. Dan bestaat het risico dat óf de prijs van emissierechten, of de hoeveelheid te veel fluctueren. Dat wil je niet. Voor investeringen in de energiesector moet je ver vooruit kunnen kijken.
„Maar we moeten wel een koolstofprijs hebben die gaat bijten, dus moeten we schaarste creëren. Anders gebeurt er niets. Zoals het systeem nu werkt, speelt de koolstofprijs geen enkele rol bij investeringsbeslissingen.”
Volgens Swank is de vraag of er op dit moment een zogenoemde carbon bubble boven de markt hangt belangrijk. Dit is het risico van een snelle afwaardering van bedrijven in de fossiele energie. Hoe groot die zeepbel is, is nog niet duidelijk. Swanks inschatting is dat die voorlopig beheersbaar is. Mits Nederland de klimaatdoelstellingen serieus neemt.
„De overheid moet het voortouw nemen en ervoor zorgen dat de plannen op een betrouwbare en transparante manier worden uitgevoerd. Gebeurt dat niet, dan doet alleen de markt zijn werk. En dat leidt tot externe effecten die niet beheersbaar en niet acceptabel zijn.
„De grote winst van Parijs is dat er internationale consensus is over de klimaatdoelstelling en wat dat betekent voor de CO2-uitstoot: klimaatneutraal in de tweede helft van de eeuw. Dan ben je ongeveer veertig jaar verder.”
Niet meer dan de levensduur van één kolencentrale.
„Dat is precies het punt. Je moet over diverse kabinetsperiodes heen kijken. En dus moet je ‘handenbinders’ hebben. Dat is nodig in een verdeeld politiek landschap. Het lukt alleen als er brede consensus is.”
Hebben financiële instellingen ook een eigen verantwoordelijkheid?
„Als het goed is worden ze meegezogen met het klimaatbeleid. Als dat gestalte krijgt ontstaat vanzelf meer vraag naar duurzame energiebronnen. Dan verandert automatisch de financieringsmix van investeerders. Als ze dat niet doen lopen ze in de val van de carbon bubble. Verder zie je, zeker bij sommige pensioenfondsen, de wens om voor de troepen uit te lopen. Binnen de randvoorwaarden van een goed pensioen, zijn er ook deelnemers die daar om vragen. Een beetje druk op de ketel kan geen kwaad.”