In een onlangs verschenen, mooi boekje over kunst en engagement legt filosoof Maarten Doorman het nog eens uit: een kunstwerk dat provocerend is bedoeld, komt pas tot leven in de verontwaardiging. Hij noemt Piss Christ van Andres Serrano uit 1987, een foto van een crucifix ondergedompeld in urine. De vernietiging ervan door een groep christelijke fundamentalisten in 2001 maakt dat de foto „geslaagd is als kunstwerk”.
Bij de Nederlandse kunstenaar Ralph Posset waren het geen fundamentalisten die zijn werk valideerden, maar een criticus. Museum Kruysenhuis te Oirschot exposeerde vorig jaar zijn werk, waaronder verbrande doosjes lucifers, reageerbuizen met het bloed van de kunstenaar voor mariabeelden, een pleerol met op ieder velletje de handtekening van de kunstenaar. Rob Schoonen van het Eindhovens Dagblad vond het ver-schrik-kelijk. Kop: „Expositie om van te huilen”.
Zelden kom je zoiets nog tegen: een recensent die zich intens opwindt over een niet vreselijke bekende kunstenaar in een bijna paginagrootte recensie. Schoonen werd „beroerd” van Possets kunst. Hij noemde het „van een bedenkelijk laag niveau”.
U hoeft de bespreking niet op te snorren. De argumentatie is nogal zwak. Schoonen vindt dat Possets werk „diepte mist”. Het is „platvoers” en „eendimensionaal”. Tegelijkertijd zegt hij dat Possets werk onbegrijpelijk is. Hij wil „het waarom” zien. Wel ziet Schoonen dat alles al eerder is gedaan, door kunstenaars als Marcel Duchamp, Piero Manzoni en Marc Quinn – toch niet de minste kunstenaars zou ik zeggen, al blijft onduidelijk in de bespreking of Schoonen hun werk goed vindt en „het waarom” ervan ziet.
Maar de zwakke argumentatie mag de pret niet drukken. Zo’n bespreking is geweldig voor Posset. Rest de vraag of genoeg mensen het Eindhovens Dagblad lezen.
Om dat niet aan het toeval over te laten, heeft de kunstenaar de recensie woensdag integraal voorgelezen voor het Centraal Station van Eindhoven. Posset bood voorbijgangers champagne, cake en een kopie van de bespreking aan – die op de dag af een jaar geleden verscheen. Posset: „Met deze verjaarviering wil ik voorkomen dat de bespreking slechts een voetnoot in de geschiedenis zal blijken.”
In hetzelfde gesprek vertelde Posset tot mijn verrassing dat hij aanvankelijk helemaal niet blij was geweest met de „snoeiharde kritiek” van Schoonen. Sterker, hij had zelfs even overwogen te stoppen als kunstenaar. „Nee, man, doe normaal!” hoorde ik mezelf roepen. Hij riep niet terug dat ik zelf normaal moest doen. Liever praatte hij over zijn actie voor het Centraal Station. Toen ik dat woord gebruikte, actie, zei hij, bloedserieus: „Met het oog op de subsidiegever spreek ik liever van een performance.”