Het Binnenhof: een knak in je loopbaan

Werken voor de publieke zaak. Het klinkt zo mooi. Maar voor velen volgt na de politieke carrière een uitkering: wachtgeld.

Het hoort niet, vinden de meeste Tweede Kamerleden: nu al nadenken over je leven na de politiek. De afgelopen weken werd het al helemaal taboe. Drie Kamerleden vertrokken met gedoe – al hadden ze alle drie een ander verhaal.

CDA’er Peter Oskam werd burgemeester en zou de Tweede Kamer als ‘opstapje’ hebben gebruikt. D66’er Wassila Hachchi was opeens weg. Ze zou voor de campagne van Hillary Clinton gaan werken. Zonder of juist mét wachtgeld, betaald door de Nederlandse belastingbetaler? Niemand weet het.

En VVD’er Bart de Liefde vertrekt volgende week naar taxidienst Uber. Hij wordt lobbyist en bij hem zou het probleem zijn dat hij het in de Tweede Kamer voor Uber had opgenomen.

Als je dus nu alvast een baan regelt omdat je al weet dat je niet terugkomt, is dat kiezersbedrog. Maar wacht je met zoeken tot volgend jaar maart, als de verkiezingen geweest zijn, dan krijg je wachtgeld en ben je een zakkenvuller.

In gesprekken met ruim twintig Kamerleden, meestal op achtergrondbasis, komt het steeds terug: je doet het nooit goed. Dat maakt dat ze voorzichtig praten over hun toekomst. Ze willen óf graag door óf ze denken nog na en beslissen erover in de zomer. Een Tweede Kamerlid uit de coalitie: „Als ik dan besluit te stoppen, ga ik meteen kijken wat voor cursussen ik kan doen voor een nieuwe baan. Ik wil niet op wachtgeld teren.”

Optimistisch over hun eigen kansen op de arbeidsmarkt zijn ze allemaal. „Ik heb twee handen, ik heb in moeilijke tijden altijd werk kunnen vinden”, zegt Carola Schouten (ChristenUnie). „En ik zou ook bereid zijn om werk onder mijn niveau te doen.” Liesbeth van Tongeren (GroenLinks): „Ik wil verder, maar als ik niet door zou gaan, zie ik mezelf ook wel in een internationale functie: het IMF, de Wereldbank.” Roos Vermeij (PvdA) denkt dat er „op veel terreinen behoefte is aan mensen met een groot maatschappelijk gevoel”. En dat de meeste collega’s het zo zien, verbaast haar niet. „Politici zijn vaak best goedgemutste mensen.”

Als Tweede Kamerleden al problemen zien op de arbeidsmarkt, dan vooral voor ánderen. „Niet iedereen heeft managementervaring zoals ik”, zegt eentje. En: „Het besef dat je in een bedrijf een andere rol in het sprookje hebt, zal voor sommigen wel even wennen zijn.”

Politici overschatten hun kansen

Oud-minister Gerd Leers, die met zijn bedrijf GP Staffing ex-politici aan werk probeert te helpen, zegt dat hij er al bang voor was: politici overschatten hun kansen. „Je hebt natuurlijk zelfvertrouwen nodig om in de politiek te functioneren en als politicus denk je dat jíj het voor het zeggen hebt. Maar in de meeste andere organisaties gaat het niet om je positie, maar om je competenties.”

De meeste ex-politici op zoek naar werk krijgen begeleiding van Van Ede & Partners. Volgens Huib Bartels van de vestiging in Den Haag speelt van alles mee in de kans op succes: leeftijd, werkervaring. Ook de grootte van hun ego doet ertoe – en of hun vertrek uit de politiek beschadigend was. Soms ook: van welke partij zijn ze of hoe sterk heeft iemand zich in de Kamer geprofileerd? „Bij deze groep kun je ook echt niet vacatures uit de krant napluizen. We gaan samen hun netwerk na: wie ken je en waar kun je iets betekenen?”

Bij Bartels kwamen „toevallig laatst” twee Kamerleden langs om alvast over hun toekomst te praten. Bij Gerd Leers al vijf. Bartels zegt: „Ze zijn zo verdronken in hun werk de afgelopen jaren, dat het moeilijk voor hen is om met afstand naar hun eigen loopbaan te kijken.”

Sinds 2010 moeten ook oud-politici solliciteren als ze een uitkering krijgen. Maandag kwam het ministerie van Binnenlandse Zaken met cijfers over de reïntegratie van vertrokken bewindspersonen en Tweede Kamerleden, gemeten van september 2012 tot eind 2014. Wat blijkt: ex-ministers en staatssecretarissen vinden gemakkelijker een nieuwe baan dan oud-Kamerleden.

Zo’n 44 procent van die hele groep, 27 van de 62 ex-politici, had binnen één jaar nieuw werk. Meer dan de helft van die groep had minder dan een half jaar nodig. ‘Werk’ betekent in deze cijfers niet per se een fulltime contract, het kan ook een baantje zijn voor een paar uur per week. Een bijna net zo grote groep, 42 procent, had eind 2014 géén nieuw werk.

Die cijfers zijn niet te vergelijken met gegevens over ‘gewone’ werklozen. Volgens uitkeringsinstantie UWV heeft zo’n 44 procent van de WW’ers binnen een jaar weer werk – maar bij hen tellen kleine baantjes niet mee.

Als oud-politici een andere functie vinden, is dat meestal in het openbaar bestuur. Als gedeputeerde, (waarnemend) burgemeester of wethouder. Omdat hun netwerk in de partij goed op orde is, zegt Bartels, maar ook omdat hun hart bij de publieke zaak ligt. „Daarom namen ze ook het risico om de politiek in te gaan. Ze willen iets doen voor de samenleving.”

Een andere populaire optie, lobby- of advieswerk ligt ingewikkelder. Politici hebben de schijn tegen: die baan hebben ze vast geregeld in hun tijd als politicus of bestuurder en hoe zat het dan met hun onafhankelijkheid? Tegelijk willen die bedrijven of organisaties juist een oud-politicus omdat die de juiste contacten heeft en de weg weet in Den Haag.

Geen tijd voor bijscholing

De hele Tweede Kamer vindt het voor alle burgers belangrijk: een leven lang leren, van werk-naar-werk gaan. Maar zelf doen ze daar bijna niets aan. „Ik zou dan het gevoel hebben dat ik al aan het afscheid nemen ben”, zegt Carola Schouten van de ChristenUnie. „Ik kom er ook gewoon niet aan toe.”

En bijscholen? Misschien moeten politici voor een nieuwe baan wel vooral veel áfleren, zegt Roos Vermeij (PvdA). „In de politiek ben je gericht op botsingen, verschillen uitvergroten. Ik ken weinig andere werkplekken waar dat een meerwaarde heeft.”

Als werk vinden niet lukt, is er wachtgeld. Daar heeft de één het moeilijker mee dan de ander, ziet Huib Bartels van Van Ede & Partners. „Voor sommigen is het echt een dilemma.” Er zijn ex-Kamerleden of bewindspersonen die recht hebben op terugkeer naar de Tweede Kamer, als daar iemand vertrekt. „Hebben zij de vrijheid om nee te zeggen? Formeel natuurlijk wel. Maar bij gewone burgers vinden we het normaal dat ze passend werk moeten accepteren. Voor hen is een lastige morele afweging.”

Denk aan VVD’er Fred Teeven, oud-staatssecretaris van Justitie die vorig jaar aftrad en weer de Tweede Kamer in ging. „Ik zou me kunnen voorstellen dat hij dat niet met de grootste lol doet. Maar op wachtgeld teren is misschien niet chique.”

Dat zit net even anders, zegt Teeven zelf. Meteen na zijn aftreden kreeg hij een baan aangeboden. „In de commerciële sector, maar ik zeg niet waar. Ik kon er veel geld mee verdienen. Het was ook niet de eerste keer.”

Hij bleef liever in de Tweede Kamer. Nu denkt Teeven erover na of hij burgemeester wil worden in zijn geboortestad Haarlem. Hij is er nog niet uit, de sollicitatieprocedure begint pas in de zomer. „Er gaan nu al petities rond: voor of tegen mij. Ik vind het wel grappig.” Maar als de VVD het wil, zou Teeven misschien ook nog wel op de volgende kandidatenlijst willen staan.

Stress bij Kamerleden VVD en PvdA

Weinig van zijn collega’s doen er zo ontspannen over als Teeven. Vooral bij de twee grootste fracties, VVD en PvdA die op verlies staan in de peilingen, ligt het gevoelig: hoe hoog kom je op de lijst? Bij de PvdA denken ze dat je het kunt vergeten als je niet bij de eerste negen staat. Over de VVD gaat het verhaal dat een groepje Kamerleden al weet dat zij niet mogen terugkomen. De deadline om je aan te melden voor de nieuwe lijst ligt vroeg bij de VVD, al eind mei. „Je nu nog gaan profileren heeft volgens mij geen zin meer”, zegt een VVD’er.

Bij kleinere fracties is die stress minder groot. D66, SP, GroenLinks en de ChristenUnie blijven gelijk of winnen volgens de peilingen zetels. Daar zeggen Kamerleden veel makkelijker dat ze graag willen blijven.

„Ik ben bewust de Tweede Kamer ingegaan voor meer dan één periode”, zegt Steven van Weyenberg (D66). „We hebben nu een gebrek aan ervaring en collectief geheugen.” Hij verliest zijn terugkeergarantie bij het ministerie van Sociale Zaken als hij voor een tweede periode wordt gekozen, maar dat vindt hij geen punt.

Over collega’s die voortijdig vertrokken, zijn de meeste Tweede Kamerleden mild. Ze noemen het een „individuele afweging” waar ze niet over willen oordelen. Op een dag maken ze die misschien zelf wel.

Ze vinden het opvallend dat zelfs de overstap naar een andere bestuurlijke functie, zoals een burgemeesterschap, nu verkeerd valt. „Daarmee dien je toch ook het publieke belang”, zegt een Tweede Kamerlid. Het laat zien hoe slecht het imago is van politici. Neem de reacties die Van Weyenberg kreeg toen hij van Sociale Zaken naar de Tweede Kamer ging. „Veel mensen om mij heen zeiden: ‘Zou je zo’n mooie carrière wel opgeven voor de politiek?’ Ik vind dat zorgelijk.”