Française Marceline Loridan-Ivens (1928) maakte internationaal naam als actrice en filmregisseur. Ze wordt geassocieerd met de wereldberoemde Nederlandse filmmaker Joris Ivens, haar tweede echtgenoot. Minder bekend is dat ze eigenlijk Rozenberg heet. Als vijftienjarige werd ze samen met haar Joodse vader gedeporteerd. Hij kwam in Auschwitz terecht, zij in het aangrenzende Birkenau. Op een dag wist hij haar een briefje te bezorgen, waarvan ze zich alleen de aanhef nog herinnert: ‘Lieve kleine meid’. Marceline overleefde de hel, haar vader niet. En je kwam niet terug [1] is de in boekvorm uitgegeven brief die ze hem zeventig jaar later terugschrijft over de verschrikkingen die ze heeft doorstaan, in de concentratiekampen en daarna.
Het antisemitisme zal niet verdwijnen, vreest ze. „Ze zullen ons nooit het kwaad vergeven dat ze ons hebben aangedaan.” Aan het eind van haar onsentimentele, maar daardoor des te aangrijpender hartenkreet stelt ze de vraag of het wel zin heeft gehad om te overleven. Een van haar lotgenoten gelooft van niet. „We hadden niet terug moeten komen”, zegt ze. Marceline denkt er ongeveer net zo over, maar hoopt toch dat ze uiteindelijk zal kunnen antwoorden: „Ja, het was het waard.”
Suikerbieten en tulpenbollen op het menu. Hongertochten vol ontberingen naar het platteland om aan eten te komen. Uitgemergelde kinderen, ziekte en nood. Bittere kou. Zwarte handel. Razzia’s voor de Arbeitseinsatz in Duitsland. De hongersnood die in het westen van Nederland in de winter van 1944-’45 20.000 levens eiste, is waarschijnlijk de meest traumatische oorlogservaring van het niet-Joodse, niet door krijgsgeweld getroffen of niet wegens verzet vervolgde deel van de bevolking van de Randstad. De opa van Nieske Vergunst, Loek Spaanderman uit Voorschoten, bewaarde uit die tijd meer dan honderd brieven van zijn diep gelovige familie in Harlingen, Den Haag en Amsterdam. Met co-auteur Lisanne Mathijssen publiceert Vergunst een keuze uit de correspondentie met toelichtingen en commentaar in Oorlogsbrieven. Een familie in de Hongerwinter. [2]
Nog maar weinig mensen kunnen de verhalen vertellen die in de naoorlogse decennia in talloze families zijn overgeleverd. Daarom zijn publicaties als deze over de ellende van het dagelijks leven van ‘gewone mensen’ aan het eind van de bezetting een welkome en representatieve aanvulling op het historisch onderzoek. ‘Dit verhaal is anders dan dat uit de geschiedenisboeken’, menen de schrijfsters, die daarmee onder meer David Barnouws De Hongerwinter 1944-1945 en de nodige tv-documentaires over het hoofd zien.
Een gedicht met de titel ‘Honger’ door Luc Van de Vijver begint als volgt: ‘ik weet dat ik een mens ben/ die geen jood verstopt als de oorlog wenkt/ geen markt bezoekt als beulen zwaaien/ en geen ribben telt/ als leven hangt te drogen’. Het is toeval dat dit een vermanend commentaar lijkt op een conclusie in het brievenboek over ‘gewone mensen’ in de Hongerwinter die moesten zien te overleven: „Het was voor velen gewoonweg niet mogelijk zich ook nog het lot van de gedeporteerden aan te trekken.” Het gedicht van Van de Vijver staat in Een toon die in de stilte zoemt [3], een bundel met de 100 beste gedichten uit de jaarlijkse Turing Gedichtenwedstrijd. Meer dan tienduizend gedichten werden door de jury anoniem beoordeeld. De eerste prijs van 10.000 euro is gewonnen door de 20-jarige Else Kemps. Haar gedicht ‘En of het zo door kan gaan’ wordt door de jury geprezen om het talent iets groots op laconieke toon aan de orde te stellen.
Zoals genoegzaam bekend, is Toon Tellegen een meester in het laconiek brengen van gewichtige onderwerpen. Zijn opa moet in deze categorie grootmeester zijn geweest. In De hond die de tsaar in zijn been beet [4] vertelt Tellegen acht verhaaltjes na die hij als kind van zijn in Rusland geboren opa hoorde. „Russen”, zei mijn grootvader , „maken van een olifant een mug. Dat kunnen ze. Dat kan niemand anders. Een mug met gouden vleugels en gonzend met een gegons dat iedereen die het hoort in vervoering brengt. En vervolgens slaan ze hem dood. Want een mug is een mug.”
Het boekje, uitgegeven in de prachtreeks ‘Literaire Juweeltjes’, bevat verhalen uit Tellegens bundels De trein naar Pavlovsk en Oostvoorne.