We kennen het gedachte-experiment: van The Jungle Book tot de televisieserie The Last Man on Earth. Maar het blijft fascinerend. Wat gebeurt er met een mens als die volledig op zichzelf wordt teruggeworpen?
In de theatervoorstelling De wand, naar het boek van Marlen Haushofer, wordt een vrouw na een apocalyptische ramp door een glazen muur gescheiden van de rest van de wereld. In de tekstbewerking van Hannah van Wieringen beklaagt ze haar lot bij het graf van haar dode hond. Het maakt haar lange relaas wat monotoon triest, maar wel aannemelijk voor theater.
De existentiële vragen uit het boek staan centraal. Wat maakt haar (nog) mens? Is geluk van de ander afhankelijk? Stoet speelt op een tapijt van rubber en de wand is een ellipsvormige staalcontructie. De muur wordt een symbool, een universeel gevoel van isolatie. De dieren die haar omringen zijn kunstpoppen. Met verbluffende behendigheid maakt Stroet hen tot levendige tegenspelers, soms meerdere tegelijkertijd. De hond snuffelt, huilt en likt. De kat slurpt melk en de koe werpt een kalf. Bewonderende oh’s en ah’s zinderen door de zaal, mede door de vertederende glanzende oogjes die poppenbouwer Matt Jackson de beestjes gaf.
Een schizofrene exercitie moet het voor Stroet zijn. In haar eentje heeft ze letterlijk alle touwtjes in handen. Maar deze vorm is een vondst bij het thema eenzaamheid.