‘Ik zag zijn foto en dacht: dat ben ik’

Eric Smaling (58) kreeg vijf jaar geleden een anoniem briefje: zijn vader was zijn vader niet. Floris Meslier de Jong (41) kreeg daardoor ineens de broer die hij nooit had.

De brievenbus klepperde en Eric Smaling, Eerste Kamerlid voor de SP en hoogleraar duurzame landbouw in Enschede, dacht: de postbode.

Het was 29 december 2010, hij luisterde naar de Top 2000 op de radio en als hij het zich nu goed herinnert, was net ‘Yours is no Disgrace’ van Yes aan de beurt. Pas later die middag zag hij het briefje waarop stond dat zijn biologische vader iemand anders was dan de man van wie hij dat al meer dan vijftig jaar dacht, en die in 2001 was overleden.

Zijn biologische vader, schreef ‘een hartstochtelijk schaker’, was journalist en schrijver Eelke de Jong, overleden in 1987 op zijn tweeënvijftigste. „Ik ervoer deze kennis als ballast, die met dit schrijven nu verdwenen is.”

Eric Smaling (58), nu Tweede Kamerlid voor de SP, groeide op in de Amsterdamse Watergraafsmeer. Zijn moeder werkte in de jeugdbibliotheek in het centrum, zijn vader was directeur van een staal- en metaalhandel. Hij had geen broers of zussen.

Over Eelke de Jong wist hij niet veel. Hij zocht op internet. „Toen ik een foto van hem zag, dacht ik: hoe verzin je het? Dat was ikzelf, maar dan met een snor.”

De Jong had in 1965 ontdekt dat (toen nog) prinses Beatrix met Claus ‘ging’. Met een fotograaf had hij in de struiken bij kasteel Drakensteyn gelegen voor het eerste beeld van zo’n ontmoeting. Samen met Rijk de Gooijer schreef hij het feuilleton ‘Koos Tak’ voor de Haagse Post, over een oud-verzetsheld die mislukte als journalist. Hij schreef sprookjes en dagboeken, was schaapherder en later voorlichter van een psychiatrisch ziekenhuis.

Het huis waar De Jong woonde, in Amersfoort, staat schuin naast het partijkantoor van de SP. In dat kantoor vertelt Smaling – samen met zijn halfbroer Floris Meslier de Jong (41), afgestudeerd als jurist – over het briefje en de familieleden die hij daarna ontdekte: Floris en twee zussen.

Smaling gaat elke week bij zijn moeder (88) langs in het verzorgingstehuis. Op 2 januari 2011 liet hij haar het briefje zien van de ‘schaker’ en ze zei meteen dat het klopte. Het verhaal dat erbij hoort, formuleert Smaling voorzichtig – om zijn moeder te beschermen. „Ze was 34 en had een onvervulde kinderwens. Ze kwam vaak in café Scheltema, in de buurt van haar bibliotheek, en daar kende ze Eelke de Jong van. Hij was 21. Ze is met instemming van haar man zwanger geraakt van Eelke en heeft later een paar keer op het punt heeft gestaan om het mij te vertellen. Maar ze was bang dat ik boos zou worden en het contact zou verbreken. Ik kon nogal opvliegerig zijn.”

En was u boos?

„Het voelde alsof een stuk van mijn leven mij niet gegund is geweest. Ik vond het een rot-idee dat mijn identiteit anders was dan ik altijd had gedacht. Met mijn moeder ben ik altijd heel dik geweest, maar het duurde een paar maanden voordat ik hetzelfde gevoel tussen haar en mij terug had en dacht: zulke dingen komen voor, iedereen heeft zijn geheimen.”

Wat veranderde er aan uw identiteit?

„Ik denk dat ik nu beter begrijp waarom het zo schuurde tussen mij en mijn opvoedvader, een selfmade man met heel andere interesses en talenten dan ik. De dingen die ik heb gedaan en doe, zet ik nu ook af tegen Eelke. In zijn boeken schrijft hij soms over zijn onhandigheden en dan denk ik: dat ben ík. Dat je je handen wilt afdrogen, bij een apparaat aan zo’n handdoek trekt en dan met het apparaat in je handen staat. Er is een uitzending van Van Gewest tot Gewest uit de jaren zeventig over Eelke als schaapherder. Hij houdt een lang betoog over de Veluwe en zegt dat hij het jammer vindt dat hij niet in Wageningen was gaan studeren. Ik was zelf een jaar eerder in Wageningen bodemkunde gaan studeren.”

Wie had dat briefje geschreven, denkt u?

„Geen idee. Twee weken voordat ik het briefje kreeg, was ik voorzitter geworden van het Max Euwe Centrum en dat had op de website van de schaakbond gestaan. Ik denk dat iemand die actief schaakt, het heeft gezien. Waarschijnlijk was dat het laatste zetje voor zo’n brief.”

Wilt u het weten?

„Ik zou het leuk vinden om die persoon te bedanken.” Smaling wijst naar zijn broer Floris: „Mijn geluk zit in hem en de anderen van de familie. Maar verder denk ik: niet alles hoeft onder het tapijt vandaan.”

Op 7 januari 2011 stuurde Smaling een Facebookbericht naar Debbie de Jong, dochter uit Eelke de Jongs eerste huwelijk. Floris, uit het tweede huwelijk, woonde in die tijd bij haar en filmde de feestelijke opwinding die ontstond achter de computer. De ene zus belde de andere zus, en die belde haar moeder. En die weer haar eigen zus en de zus van Eelke.

„Het was surrealistisch”, zegt Floris Meslier de Jong. „Mijn vader was 52 toen hij overleed en Eric was 53 toen hij bij ons zijn intrede deed. Met hetzelfde uiterlijk als mijn vader, dezelfde houding en bewegingen.”

Een vader die terugkeerde?

Floris: „Nee. Die eerste indruk duurde maar even. Eric is de broer die ik altijd had willen hebben. Toen mijn vader overleed, was ik dertien. Ik had zussen, mijn moeder, tantes. Ik moest altijd winkelen.”

Eric Smaling en Floris Meslier de Jong reisden samen door Nederland voor hun boek De Laatste Boer over ruimtelijke ordening. Ze waren ook in Kenia, waar Smaling promotieonderzoek had gedaan en Eelke de Jong was geweest als journalist. Floris werkte de afgelopen jaren voor Smaling, hij hield in de media de onderwerpen bij waar Smaling in de Tweede Kamer over gaat: ruimtelijke ordening, verkeer, milieu, energie.

Zijn nieuwe familie gaf Smaling alle boeken van De Jong. Een verhalenbundel uit 1984, De Kunst van het lassowerpen, gooide hij eerst aan de kant. Het was opgedragen aan ‘mijn kinderen Debbie, Sanne en Floris’. „Ik dacht: ja, hallo. Je hebt er nóg een. Ik was in het begin chagrijnig omdat hij niet naar mij had gezocht.”

Waarom?

„Hoe kun je de verleiding weerstaan om te weten wat er van je kind geworden is?”

Hij heeft u nooit gezien?

„Mijn moeder en hij hebben contact met elkaar gehouden tot ik een jaar of twee was. Toen hebben ze besloten om elkaar niet meer te zien, omdat het te ingewikkeld zou worden.”

Was er ooit iets met uw niet-biologische vader waarvan u nu denkt: hij deed zo omdat hij mijn vader niet was?

„Nee. Hij was zorgzaam en toegewijd. Maar ook heel ambitieus voor mij. Ik moest studeren en op de dag van mijn afstuderen zei hij: ‘Zou je niet aan je promotie gaan werken?’ Op de dag van mijn promotie zei hij dat ik hoogleraar moest worden. En op de dag van mijn inauguratie als hoogleraar was het: ‘Moet je niet eens met je vriend (en oud-minister, red.) Jan Pronk bellen, of jij minister kunt worden?’ Ik heb me er iedere keer kapot aan geërgerd.”

Minister bent u nog niet, maar verder dééd u het dus allemaal wel?

„Ik heb me vaak afgevraagd waarom. Misschien gaat zoiets onbewust. Ik heb het niet nagestreefd, naar mijn gevoel ben ik er ingerold. Ik ben uit de tijd dat je je carrière niet belangrijk vond. Je moest maatschappelijk relevante dingen doen.”

Waar kwam die ambitie bij uw niet-biologische vader vandaan?

„Hij had arts willen worden, maar er was geen geld om te studeren. Zijn gemiste kansen projecteerde hij op mij. Maar hij was ook op een goeie manier streng. Geen geouwehoer, opstaan, bed opmaken, hond uitlaten. Dat had ik nodig.”

Was Eelke de Jong veeleisend als vader?

Floris: „Nee. Bij ons was het: laat je fantasie de vrije loop. Mijn vader vertelde sprookjes, we wandelden met de hond. Ik zie nu ook wel de voordelen van een strenge opvoeding. Ik heb weinig zelfdiscipline. Ik verlies me nog wel eens in details, bij Eric gaan allerlei dingen vanzelf waar ík veel moeite voor moet doen.”

Als de foto’s zijn gemaakt, belt Floris met zijn moeder, fotograaf Conny Meslier. „Vertel jij eens aan NRC wat Eelke tegen je heeft gezegd over Eric.”

Ze hadden elkaar net leren kennen, in 1963. De Jong vertelde over zijn dochter Debbie uit zijn eerste huwelijk. En hij zei dat hij een zoon had – hij had een getrouwde vrouw met een kinderwens geholpen. Conny Meslier: „Hij zei ook dat die jongen Eelke heette. Toen haakte ik af. Eelke was zo’n fantast. We hebben het er nooit meer over gehad. Maar op Eelkes begrafenis dacht ik de hele dag: nu komt die zoon. Hij kwam pas later.”