Opinie

Haatritueel

Zaterdag Pegidadag! Er viel niet aan te ontkomen voor de columnist van dienst. Een gezellige bijeenkomst leek het niet te worden. Mijn voorgevoel werd meteen bevestigd bij grand café Amstelhoeck bij de Stopera, waar je ’s zomers op het terras zo vredig van de Amstel kunt genieten.

Over enkele uren zou hier Pegida demonstreren, maar nu stonden er al politiemensen opgesteld om de doorgang te blokkeren. „Er is mogelijk een explosief gevonden”, zei een van hen. Ik sloeg de hoek om (had ik mijn kogelvrije vestje niet moeten aantrekken?) en liep door naar het Jonas Daniël Meijerplein, even verderop, waar de tegendemonstratie al begonnen was. „Welkom in Amsterdam’’, riep een spreker.

Er hadden zich enkele honderden demonstranten van uitgesproken linksen huize verzameld. Op borden en spandoeken stonden teksten als ‘Refugees welcome, nazi’s raus’ en ‘Stop Pegida – socialisme nu’. De sprekers hielden hun toespraak vanaf een podiumpje in een groot uitgevallen, verweerde bestelbus.

De toon van de toespraken was bitter, verongelijkt en kwaad. De termen solidariteit en verdraagzaamheid vielen regelmatig, wat niet betekende dat ze ook meteen in praktijk werden gebracht. Links heeft niet alleen een hekel aan rechts, maar vaak ook aan zichzelf.

Fractievoorzitter Marjolein Moorman van de Amsterdamse PvdA werd op boegeroep onthaald. Wat de PvdA precies misdaan had, was niet goed verstaanbaar. „Mag ik even uitpraten”, riep Moorman met overslaande stem terug, „juist wij moeten op dit plein verdraagzaam zijn, wij moeten sámen strijden.” Het hielp weinig. Ontdaan stapte ze even later via een trapje uit de bestelbus.

Andere sprekers maakten duidelijk dat zij bereid waren de stad Amsterdam „tot elke prijs te verdedigen”. Was het al zó laat? Kennelijk. Er werd aan herinnerd dat Amsterdam „een traditie had op te houden in het verzet tegen de nazi’s”. „We kunnen niet rekenen op de gevestigde politiek”, werd eraan toegevoegd.

Tweehonderd meter verwijderd van dit retorische geweld, bij café ’t Hooischip aan de Amstel, maakten de Pegidavolgelingen zich op voor hún demonstratie. Zij hadden de tegendemonstratie niet verstoord, maar het omgekeerde gebeurde wel: een aantal van de linkse tegendemonstranten stroomde naar de Amstel en begon aan een stevig verbaal offensief. De Pegidamannen (het waren bijna allemaal mannen, type ‘Steenbergen’: lang, bleek en woedend) reageerden adequaat.

Ik raakte bekneld tussen beide groepen. Links van mij riep men: „Nazi’s raus!” En rechts van mij: „Weg ermee, AZC!” Het was alsof deze groepen een afgesproken haatritueel volvoerden in het besef dat ze zonder elkaar niet konden bestaan.

Intussen kon het groepje toeschouwers waarvan ik deel uitmaakte, geen kant meer uit. De politie had bij de Blauwbrug alles afgesloten. Vlak voor ons escaleerde het geweld, diep beneden achter ons stroomde de kille Amstel – ook geen aantrekkelijk alternatief. De politiepaarden werden onrustiger, de politiemensen nerveuzer. Toen kwam de ME, inclusief knuppel en wapenschild, aangerukt over de Blauwbrug. Ik besefte dat ook een columnist in het harnas kan sterven.

Maar terwijl de rookbommen ontploften en de eerste arrestaties plaatsgrepen, ontstond er voor ons toch nog een gaatje naar de vrijheid. Wij waren gered, nu Europa nog.

Frits abrahams