Eddy Wally

Zaterdag overleed de wereldberoemde artiest Eddy Wally. Ik bezocht hem een paar jaar geleden, op de dag dat de ‘Jakhalzen’ Erik Dijkstra en Frank Evenblij namens DWDD bij hem langsgingen voor een paar minuten televisie.

Na lang kloppen op de ramen deed Eddy open. Hij had zwartgeverfd haar en droeg een korte broek en een witte hoed met roze rand. Hij begon meteen te vertellen hoe het met hem ging.

„Met mij gaat het ook fabuleus! Mijn vrouwtje – ik heb haar nooit in de steek gelaten – ligt in het ziekenhuis. Bij de nonnetjes. Ik was daar vanmorgen en ze kwamen allemaal op mij af… ‘Aaaah, meneer Wally… Wat geweldig dat we u zien!’ Het was ge-wel-dig!” Hij begon te zingen: ‘Hallo, ik ben Eddy/ Altijd ready.’

Zijn huis hing vol met afbeeldingen van hemzelf. Het rook er naar de witte poedel die incontinent was. Hij zei dat er pas gefilmd mocht worden als hij zijn kostuum aanhad, hij wilde niet in korte broek op televisie.

„De media zijn dol op me! Ik ben al zo lang artiest en ik ben eigenlijk nooit uit de media geweest. Binnenkort ga ik een speelfilm opnemen met… Sharon Stone! Ongelooflijk, maar waar…”

Hij ging een fotoboek zoeken. „Eddy?” vroegen ze de hele tijd, „Eddy, wil je je kostuum aantrekken? Dan kunnen we beginnen.”

Wat volgde was een clash tussen televisiemakers die snel een item wilden maken en een artiest voor wie de aandacht niet lang genoeg kon duren. Eddy bukte en drukte op de knop van een ouderwetse cassetterecorder. „Hee”, zei hij op een toon alsof het hem verraste, „that’s the sound from mister Eddy Wally!”

Zijn witte poedel deed een plasje op het zeil, hij vond in de keuken een fles champagne.

„Alsjeblieft zeg! Wow! Laten we champagne drinken omdat de Jakhalzen van de geweldige Matthijs hier zijn!”

Hij pakte vijf bestofte glazen uit de kast.

„Zullen we dat doen als je je kostuum aanhebt en we aan het filmen zijn?” vroeg Frank.

Eddy zong alweer. „Laat ze maar denken/ Laat ze maar doen/ Eddy Wally pakt de poen.”

Een half uur later stapte een kalende man met een buikje uit een bestelbus. Het was Hugo Colpaert, zijn manager. Hij had gebakjes meegenomen.

Ze smeekten het: „Eddy, wil je nu je pak aantrekken?”

Na een lange middag waren de televisiemakers moe. Op straat klopten ze zwijgend de haren van de poedel van hun kleren. Tegelijkertijd tikte de artiest met zijn ring tegen het raam, hij bleef zwaaien.

De achterkant van de televisie werd nooit meer zo mooi als die middag in Zelzate, dankjewel Eddy Wally!