De commissaris doet het niet voor het geld, maar wil toch meer loon

Het werk werd ingewikkelder, het kost meer tijd én ze kunnen persoonlijk aansprakelijk worden gesteld. De beloning mag nu ook wel omhoog, vinden commissarissen – al zeggen ze dat zelden hardop.

Illustratie Tom Wientjes
Illustratie Tom Wientjes

Niemand doet het voor het geld. Een commissaris werkt voor de uitdaging, voor het bedrijf, voor het maatschappelijk belang ervan. En misschien ook een beetje voor de eer. Toch vinden commissarissen de hoogte van hun beloning niet passen bij het werk dat ze ervoor doen, blijkt uit onderzoek van de hoogleraren Mijntje Lückerath (Universiteit van Tilburg) en Auke de Bos (Erasmus Universiteit).

Iets meer dan de helft (51 procent) van de commissarissen is tevreden over de vergoeding (6 procentpunt minder dan in 2014). Allen zouden een verhoging van hun beloning met gemiddeld 25 procent ‘passend’ vinden. Want hun werk is de afgelopen jaren complexer geworden, het kost meer tijd en het takenpakket is flink uitgebreid. Bovendien lopen ze meer risico om persoonlijk aansprakelijk gesteld te worden als er problemen zijn met het bedrijf.

Een commissariaat is „geen eervolle nevenfunctie meer waarvoor je op zondag even wat stukken leest”, zegt Lückerath. Het is een serieuze baan geworden. Dat is het gevolg van een reeks incidenten die te wijten waren aan gebrekkig toezicht, zoals de schandalen bij woningcorporaties en zorginstellingen, en door strengere regels. Met de invoering van de code voor goed ondernemingsbestuur in 2003 (Code Tabaksblat) kwam er steeds meer verantwoordelijkheid bij de commissarissen te liggen. En wordt het hun persoonlijk aangerekend als het misgaat.

Beloningsspecialist Camiel Selker, die als adviseur vergaderingen van commissarissen bijwoont, zag de verschuiving voor zijn ogen gebeuren. „In 2000 zat men echt nog een beetje aan meningsvorming te doen tijdens een vergadering”, zegt hij. „De hele voorbereiding en discussie vond pas op dat moment plaats. Nu gebeurt dat allemaal vooraf en zijn de vergaderingen veel professioneler en effectiever geworden.” Dat komt volgens hem deels ook doordat commissarissen daar nu meer tijd voor hebben: het maximum aantal commissariaten dat iemand mag hebben, is sinds januari 2013 beperkt tot vijf.

Toorn van publiek en media

Aan het onderzoek werkten 387 commissarissen mee die toezicht houden op onder meer beursgenoteerde bedrijven, familiebedrijven, woningcorporaties, zorg- en onderwijsinstellingen. Samen vervullen ze 1.114 commissariaten en hebben ze gemiddeld iets meer dan tien jaar ervaring als commissaris. De gemiddelde tijd die ze aan één commissariaat besteden is vorig jaar gestegen van zestien naar achttien uur per maand. De beloning hangt sterk af van de sector. Bij een beursgenoteerd bedrijf is die met gemiddeld ruim 56.000 euro per jaar het hoogst, bij woningcorporaties en zorg- en onderwijsinstellingen het laagst (respectievelijk 12.000, 9.000 en 6.000 euro).

Hoewel zijn werk er zwaarder op is geworden, klaagt een commissaris zelden over zijn beloning, zegt Selker. „Geen enkele commissaris heeft het ervoor over om voor die beloning de toorn van media en publiek over zich heen te krijgen. Ze vragen niet om meer. Hun beloningen zijn de afgelopen tien jaar maar heel beperkt aangepast.” Maar dat ze steeds meer werk hebben aan hetzelfde commissariaat en aan de schandpaal genageld kunnen worden als het misgaat, leidt volgens Selker wel tot frustratie. „Daarin verschillen commissarissen niet van normale mensen.”

„Mondjesmaat” ziet hij nu dat grote bedrijven de commissarissenbeloning verhogen, soms inderdaad tot woede van de buitenwereld, zoals in 2014 bij de president-commissaris van verffabrikant AkzoNobel. Die vergoeding ging van 90.000 naar 130.000 euro. „Die durven dus voorop te lopen”, zegt Selker. Want het gemiddelde uurtarief van 220 euro voor een commissaris van een beursgenoteerd bedrijf is „zeker niet excessief voor het niveau waarop zij werken”. Als consultant zouden ze meer verdienen.

De commissarissen Pamela Boumeester en Boudewijn Dessing bevestigen dat de beloning voor hun verschillende commissariaten al jaren ongeveer hetzelfde is. Dessing, commissaris bij onder meer omroeporganisatie NOS:

Af en toe zegt er wel een collega-commissaris: moeten we niet eens naar onze eigen beloning kijken? Maar het is geen frequent thema.

Dat zegt ook Boumeester, die bij bouwbedrijf Heijmans bijvoorbeeld al jaren zo’n 37.000 euro krijgt. Maar: „Je kunt zeggen dat het, gezien de inspanning, de inzet, de complexiteit en het aantal uren dat ik erin steek, zeker niet onredelijk is om dat iets te verhogen.” Ook Dessing noemt zijn beloning „niet overal even adequaat”, gelet op de toenemende inspanning die van hem gevraagd wordt en de hogere risico’s die het werk met zich meebrengt. „De hoogte van de vergoeding zegt iets over hoe serieus je genomen wordt, en welke eisen aan je gesteld kunnen worden.”

Boumeester beaamt dat: als je waarde toevoegt, wil je dat ook beloond zien. „Zoals bij iedere reguliere baan.” Bovendien: „gratis wordt gratuit genomen”, en deze commissariaten zijn in haar geval ook haar salaris. „Het is gewoon mijn werk. En net als bij iedereen is ook de beloning dan een overweging om het wel of niet te doen.”

‘Loek Hermans op het netvlies’

Commissarissen van onderwijs- en zorginstellingen zijn het vaakst ontevreden over hun beloning, blijkt uit het onderzoek van Lückerath en De Bos: meer dan de helft vindt die (veel) te laag. Zij krijgen dan ook gemiddeld het minste vergoed terwijl ook voor commissarissen in de publieke sector het maatschappelijke afbreukrisico alleen maar groter is geworden.

Erik Dannenberg, voorzitter van de Nederlandse Vereniging Toezichthouders in Zorg en Welzijn (NVTZ): „Iedereen heeft Loek Hermans op het netvlies.” Hij doelt op de voormalige president-commissaris van de failliete thuiszorgorganisatie Meavita, die zich volgens de Ondernemingskamer schuldig heeft gemaakt aan wanbeleid. Na die uitspraak, eind vorig jaar, stapte Hermans ook op als VVD-fractievoorzitter in de Eerste Kamer. Dannenberg:

Als het misgaat, wordt je naam genoemd en kan dat je ook je andere functies kosten.

Lees ook: Hoe een groot zorgconcern VVD-senator Loek Hermans meesleurt

De politiek leunt op twee gedachten, zegt Lückerath. „Een commissariaat is een professioneel beroep, en daarom mag je er niet meer dan vijf doen bij grote instellingen. Maar in de publieke sector dan wel voor een vergoeding die niet hoger is dan die van een leuke nevenfunctie.” Dat kan volgens haar een risico vormen voor de kwaliteit van het toezicht. Dannenberg: „Elk wervingsbureau kan met een lijstje van twintig goede namen komen. Maar heb je dan ook de écht goede namen?” Selker: „We willen beter toezicht, maar we willen er niet meer voor betalen. Dat is een tegenstrijdigheid en dat gaat nog knellen.”

Met ingang van dit jaar is de maximale beloning in de publieke sector van commissarissen wel verhoogd van 5 naar 10 procent van het (weliswaar verlaagde) bestuurderssalaris. Dannenberg: „Het blijft een vergoeding, en omgerekend niet het uurloon dat deze mensen gewend zijn. Voor het geld moet je het in de zorg niet doen. Dan moet je je betrokken voelen bij kwetsbare mensen. Intrinsiek gemotiveerd zijn.”

‘Geen uurtje factuurtje’

In het onderzoek kregen de commissarissen ook stellingen voorgelegd. Opvallend is dat de meerderheid (55 procent) het eens is met de stelling dat zij een extra vergoeding zouden mogen krijgen als ze zich meer dan gemiddeld moeten inzetten, bijvoorbeeld omdat er iets bijzonders speelt. Maar daar ziet commissaris Boumeester niets in: een commissariaat is volgens haar niet „uurtje factuurtje”. „Soms kost het je gewoon veel meer tijd dan je betaald krijgt, zoals bij een spannende overname. Dat calculeert iedereen in. Het is all in the game.” Een extra vergoeding als het even druk is, zou een „totaal verkeerde prikkel” geven, vindt ook beloningsdeskundige Selker. „Je krijgt een tarief voor goede én slechte tijden.”

Maar moet dat tarief dan inderdaad omhoog, zoals de commissarissen in het onderzoek zeggen te willen? De gemiddelde gewenste stijging is 25 procent – variërend van 15 procent bij familiebedrijven tot 57 procent bij onderwijsinstellingen. Lückerath, die zelf ook diverse commissariaten heeft, pleit ervoor om het elke vier jaar opnieuw te bekijken en bespreekbaar te maken: is het werk complexer en vergt het meer tijd? „Maar het blijft een gevoelig onderwerp, dat door de politiek en de maatschappij met argusogen gevolgd wordt.”