Je handen worden zwart als je ze beetpakt. Verbrand ze en er komen dikke rookpluimen vrij. Ik heb het over kolen. Toegegeven, ze zijn verre van mediageniek. Jammer genoeg blijft daardoor onderbelicht wat een prachtspul het is. We kunnen niet zonder.
Die andere fossiele brandstoffen – olie en in mindere mate gas – lijden trouwens aan eenzelfde gebrek aan erkenning. En de afkeer ervan is even misplaatst. Het is echter hoog tijd dat iemand het eens voor ze opneemt in deze tijd van windmolens en consuminderen.
Onlangs kondigde Barack Obama aan dat hij steenkoolmaatschappijen voorlopig geen toestemming geeft om federale grond te leasen voor ontginning. Daarmee gaf hij invulling aan het voornemen in zijn State of the Union om geen energievormen „van gisteren” meer te subsidiëren. Natuurorganisatie WildEarth Guardians reageerde verheugd. Een duidelijk teken, vond ze, dat „kolen op weg zijn naar de uitgang”.
Het is nogal lichtzinnig om die deur naar de uitgang open te zetten. Fossiele brandstoffen afschaffen om de ondergang te voorkomen? Het omgekeerde scenario is waarschijnlijker. Ons huidige ontwikkelingspeil is in belangrijke mate gestoeld op het trio kolen, olie en gas. Daar de oorlog aan verklaren is pas riskant.
Dichterbij huis gaat het er nauwelijks beter aan toe dan aan de andere kant van de oceaan. Eind vorig jaar pleitte GroenLinks ervoor om kolencentrales te sluiten in het Rotterdamse havengebied (vier stuks). Ook moest de haven stoppen met de doorvoer van kolen. Liever bouwde ze een groot windmolenpark voor de kust van de Tweede Maasvlakte.
De toonhoogte mag wisselen per actievoerder. Maar ondanks die verschillen laat het heersende klimaatbeleid zich in het volgende rijmpje samenvatten, dat het goed doet op sociale media. „Keep coal in the hole and oil in the soil.”
Gedachtenexperiment: wat gebeurt er als het spul daadwerkelijk in de grond zou blijven? Hoe ziet de samenleving eruit als we die voorraad aan energie niet ter beschikking hebben? Eén ding staat vast: dit verlies vang je niet op met de thermostaat een tandje lager, een extra warme trui en door de fiets wat vaker te nemen in plaats van de auto.
Liet de kwestie zich maar terugbrengen tot een bescheiden terugval in comfort. In werkelijkheid zijn de gevolgen nauwelijks te overschatten als fossiele brandstoffen op hun plek blijven. Het is niet overdreven om te stellen dat onze beschaving erop is gebaseerd. In sommige gevallen bepalen ze zelfs het verschil tussen leven en dood.
Alleen hebben wij dat nauwelijks nog door, juist omdat onze energievoorziening zo goed geregeld is. Hoe anders is dat in, laten we zeggen, Gambia? Medische ingrepen zijn riskante aangelegenheden. Moet een baby per keizersnee ter wereld komen? De dienstdoende arts kan alleen maar hopen dat de energietoevoer in het ziekenhuis niet stokt. Het gebeurt nogal eens dat de generator ermee stopt. In één klap begrijp je hoe het kan dat de gemiddelde levensverwachting in het land minder dan 58 jaar is.
Vieze of schone energie? Het is nauwelijks een serieus vraagstuk als aan een andere voorwaarde niet of nauwelijks wordt voldaan. De aanvoer ervan moet allereerst betrouwbaar zijn. Daarbij dient energie ook goedkoop te zijn en in grote hoeveelheden aanwezig. Deze criteria formuleert de Amerikaanse filosoof Alex Epstein, die het – heel verfrissend – nu eens opneemt voor fossiele brandstoffen.
Het ziekenhuis in Gambia is slechts één van de vele voorbeelden die hij aandraagt. Zo zijn daar ook de kogelvrije vesten die agenten dragen. Niet weg te zetten als luxeartikel waar we best zonder zouden kunnen. Maar bovenal: gemaakt met olie als grondstof. Voedsel voor de 7 miljard bewoners die de aarde inmiddels telt? Het lukt je alleen door intensieve landbouw en daar is energie voor nodig, heel veel energie. Het belang hiervan is kortom onmogelijk te overschatten.
Maar windmolens dan en zonnecellen op onze daken? Het zijn niet de alternatieven waarvoor beleidsmakers ze houden. De wind gaat net zo makkelijk weer liggen als hij opsteekt en zonnestralen worden gehinderd door een wolkendek dat voor de zon schuift. Leuk voor erbij, deze energiebronnen, maar niet betrouwbaar genoeg om de plaats in te nemen van fossiele brandstoffen.
Dus leverden zon en wind in Duitsland, toch het Mekka van de groene energie, begin 2014 soms slechts een paar procent van de elektriciteit die nodig was. Later in het jaar kroop dat percentage weliswaar iets omhoog, maar juist in de winter is de behoefte aan energie het grootst. Een achtervang (kolen, olie, gas) blijft nodig voor als er te weinig zonneschijn of wind is. Teveel wind is trouwens ook een probleem.
Zal best, luidt het voorspelbare weerwoord, maar ondertussen warmt de aarde wel op. Droogte, overstromingen, extreme temperaturen, natuurbranden, stormen. Overbodig om te stellen dat elke dode die door toedoen van klimaatverandering er één te veel is. Maar het goede nieuws is dat het aantal slachtoffers is afgenomen, zo leert de International Disaster Database. Van enkele miljoenen per jaar aan het begin van de twintigste eeuw tot enkele tienduizenden anno nu.
De uitkomst is zo verrassend omdat je het omgekeerde zou verwachten. De CO2-uitstoot is de afgelopen eeuw immers toegenomen. Opnieuw niet een klein beetje, maar tamelijk fors. Hoe moeten we dit rijmen met de weersomstandigheden die almaar minder slachtoffers eisen?
Door CO2 niet als een probleem te zien, maar juist als onderdeel van de oplossing. Mensen wapenen zich tegen de grillen van het klimaat en zijn daartoe steeds beter in staat. Om het op zijn Nederlands te zeggen: ze bouwen dijken om zich te wapenen tegen overstromingen. De technische hulpmiddelen waarmee dit proces gepaard gaat, hebben energie nodig en dit leidt weer tot CO2-uitstoot. Maar let wel, dit is dus geen schuldige uitstoot.
Gelukkig voor ons zit er nog voor duizenden jaren aan kolen in de grond. Alleen moeten politici het dan niet verbieden om die daar uit te halen.