De Rotterdamse rechter Jan van der Groen weet niet of de straffen die hij oplegt aan jihadisten, wel zin hebben. Er is te weinig bekend over de effecten van een straf op een jihadist. Dat zegt de rechter die is gespecialiseerd in terrorismezaken vandaag in een interview met NRC.
De meeste Nederlandse jihadverdachten krijgen voorwaardelijke straffen opgelegd, waarbij zij onder toezicht van de reclassering terugkeren in de maatschappij. Maar de reclassering weet vervolgens niet hoe zij de jihadist moeten behandelen, zegt Van der Groen, die als rechter is betrokken bij diverse zaken tegen Syriëgangers. „De reclassering probeert van alles en nog wat, ze peinzen zich suf, maar het antwoord hebben ze gewoon niet.” Volgens Van der Groen zijn voor andere typen delinquenten zoals drugsverslaafden of geweldplegers passende programma’s ontwikkeld, maar zijn die er niet voor jihadisten. Ze zijn moeilijk te bereiken. Hetzelfde geldt voor pedofielen, zegt de rechter. „Het gedrag van dit soort daders wordt bepaald door geaardheid of overtuiging. En een overtuiging kun je niet wegnemen met een straf.” De rechter vindt dat er veel meer moet worden geïnvesteerd in onderzoek naar het effect van straffen op jihadisten.
Geheime informatie
Sjef van Gennip, directeur van Reclassering Nederland, weerspreekt de uitlatingen van de terrorismerechter. Zijn organisatie begeleidt op dit moment veertig jihadverdachten. „Natuurlijk peinzen wij bij de reclassering, maar wij zijn weldegelijk zinvol aan de slag met die groep”, zegt Van Gennip. De reclassering zet „beproefde instrumenten” in die ook voor andere typen delinquenten worden gebruikt. Wel zegt hij dat pas over jaren duidelijk is hoe effectief de aanpak is.
Rechter Van der Groen pleit in het interview ook voor een andere manier van omgaan met inlichtingeninformatie. In veel terrorismezaken komen geheime ambtsberichten van de AIVD in het strafdossier terecht, zonder dat rechters en advocaten kunnen controleren hoe die berichten tot stand zijn gekomen. Van der Groen pleit voor een Frans systeem, waarbij een commissie wordt benoemd die oordeelt of deze informatie gedeeld kan worden met de rechtbank en advocaten. Van der Groen: „Iemand heeft het recht om te weten waarom hij wordt verdacht. Je zou niet moeten werken met geheime informatie.”