Dat haar patiënt ondraaglijk veel pijn had, dat zag huisarts Leonie de Bont wel. Dat de man bang was, zag ze ook. Dat zijn familie wilde dat het voorbij was, kreeg ze meerdere keren te horen. En toch wilde ze wachten met euthanasie. De Bont had nog niet met andere behandelend artsen gesproken, en wist niet of de patiënt nog beter kon worden.

Lijden moet volgens de wet niet alleen ondraaglijk zijn, maar ook „uitzichtloos” voordat een dokter straffeloos kan meewerken aan euthanasie. Maar dat betekent niet dat de arts ook tot euthanasie móét overgaan.
De Bont: „Ik snap best dat een patiënt en familie de druk opvoeren – ze zijn bang, in paniek, en weten dat het steeds erger wordt. Maar euthanasie met hollende spoed kan niet. Dat bleek in dit geval ook het beste. In goed overleg heb ik uiteindelijk euthanasie gegeven, maar pas toen ik zeker wist dat we deze meneer niet meer beter konden maken.”
Steeds meer Nederlanders krijgen euthanasie. In 2014 waren het er ruim 5.300, een stijging van 10 procent in vergelijking met een jaar eerder.
Euthanasie gaat niet altijd in goed overleg met de arts. Uit onderzoek van artsenfederatie KNMG bleek vorig jaar dat artsen graag willen luisteren naar de wens van de patiënt, maar ook een „ongewenst grote maatschappelijke druk” ervaren om euthanasie uit te voeren. Artsen merken dat patiënten euthanasie vaak beschouwen als een recht. Een arts die niet de zorgvuldigheidscriteria volgt die in de euthanasiewet (2002) zijn opgenomen, loopt het risico vervolgd te worden voor moord.
Rutger Jan van der Gaag, voorzitter van de artsenfederatie: „De arts overschrijdt een fundamentele morele en juridische grens: hij beëindigt het leven van de patiënt. Dat kan nooit een verplichting worden.”
Facebook-maatschappij
Eric Cremers is huisarts in het Limburgse Tegelen. Hij werkte meerdere keren mee aan euthanasieverzoeken van zijn patiënten. Het gemak waarmee daarom wordt gevraagd, baart hem zorgen. „Euthanasie is een verworvenheid waarbij twijfel of een ‘nee’ van de dokter niet lijkt te worden geaccepteerd. Als een patiënt het besluit heeft genomen, is er ook vaak weinig geduld. Ik noem dat de ‘bol.com-mentaliteit’ – vandaag besteld, morgen in huis”, zegt Cremers.
Het gaat volgens hem lijnrecht in tegen het afgewogen en moeilijke proces dat een euthanasieverzoek zou moeten zijn. Arts en patiënt moeten het eens worden over de vraag of sprake is van „ondraaglijk en uitzichtloos” lijden. Bij patiënten met een onbehandelbare vorm van kanker, die naar verwachting snel zullen overlijden, is het voor de dokter minder lastig de knoop door te hakken. Maar ouderen die niet ziek zijn, maar hun leven als voltooid zien? Of mensen die willen sterven omdat ze niet afhankelijk van anderen willen worden?
Cremers: „De crux zit hem in wat je als kwaliteit van leven ervaart, en wat als onwaardig. De patiënt gaat er voetstoots vanuit dat ik als huisarts zijn normen en waarden zal volgen. Is dat niet wat veel gevraagd? Tegenwoordig is het al gauw ‘niet waardig’ meer. Terwijl ik ook menig sterfbed heb begeleid waarbij de patiënt bedlegerig en kampend met ongemak tóch op een waardige manier stierf.”
Je ziet het ook in de manier waarop we omgaan met oud worden, zegt Cremers. „Rimpels? Botox! Grijze haren? Verven! Overal moet een oplossing voor zijn. In onze opgeflufte Facebook-maatschappij lijkt er geen ruimte voor normale aftakeling, tegenslag en lijden.”
De Limburgse huisarts komt daardoor steeds vaker tussen twee vuren: zijn eigen twijfel over een euthanasieverzoek, en de druk van patiënt en familie om snel te helpen. „Wie ben ik om te beoordelen of het lijden van die patiënt draaglijk of ondraaglijk is? Bij dit dilemma is de positie van de arts erg kwetsbaar, en in mijn ogen steeds kwetsbaarder.”
Een goed einde
Leonie de Bont, huisarts in de Rotterdamse wijk Ommoord, heeft veel ouderen als patiënt. Ze is ook SCEN-arts – Steun bij Euthanasie in Nederland – en doet in die functie beoordelingen voor collega-artsen die euthanasie willen uitvoeren. Afgelopen jaar verleende De Bont drie maal euthanasie. „Dat is heel veel. Eigenlijk te veel. Het traject is zo ontzettend intensief. Je kunt dat op geen enkele manier vergelijken met gewone zorg.”
De Bont zegt dat haar steeds vaker het gevoel bekruipt dat patiënten denken dat de dood ‘maakbaar’ is. ‘Het kan toch?’ ‘Het mag toch?’ ‘Waarom doet u het nu niet?’
Het zijn vragen die patiënten haar stellen als ze twijfelt over een euthanasieverzoek. De Bont: „Het belangrijkste is dat patiënten op tijd nadenken over hun levenseinde. Ik ben altijd meteen eerlijk. In een euthanasieverzoek zit altijd onzekerheid. Als een patiënt bijvoorbeeld heeft gezegd dat hij dood wil zodra hij vanwege dementie zijn familie niet meer herkent, dan kan ik niet beloven dat te doen. Want als het zo ver is, kan de patiënt dat zelf soms niet meer aangeven. Dan kan ik geen euthanasie verlenen. Een garantie voor de dood geef ik nooit.”
Soms zeggen patiënten dat ze ‘het zelf wel regelen’, als blijkt dat De Bont niet zomaar tot euthanasie zal overgaan. Die patiënten willen bijvoorbeeld poeders of pillen in het buitenland bestellen – een optie die inderdaad bestaat. Sterker: er zijn belangenverenigingen die mensen actief helpen zulke routes te vinden.
De Bont: „Het is wonderlijk dat patiënten om de dokter heen kunnen, als ze hun best doen. Maar ik geef ze toch altijd in overweging dat er misschien een betere manier is om afscheid te nemen dan dat gehaast te doen. Mensen vergeten soms om goed afscheid te nemen van geliefden en het leven, uit angst voor wat er komen gaat. Ik vind dat heel erg om te zien.”
Levenseindepil
Als oplossing voor een euthanasiepraktijk waarin de arts wordt ontlast, wordt in de discussie daarover de ‘levenseindepil’ genoemd. Pillen of poeders die mensen in staat stellen hun eigen leven te beëindigen wanneer zij dat voltooid achten. Op het jaarcongres presenteerde de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE), de belangrijkste voorvechter van euthanasie, eind november een plan voor de introductie van zo’n ‘laatstewilpil’.
Medische professionals zouden wel een rol moeten blijven spelen, schrijft de NVVE in een beleidsvisie. De levenseindepil zou namelijk „geclausuleerd” moeten worden verstrekt via artsen of apothekers. Dit is bijvoorbeeld nodig om te voorkomen dat euthanasiepillen worden geslikt in een opwelling. Maar, vraagt KNMG-voorzitter Van der Gaag zich af: waar moet de arts het verzoek om zo’n pil dan aan toetsen? De artsenfederatie is glashelder: de wens tot zelfbeschikking mag niet leiden tot een verplichting voor de dokter om mee te werken.
Van der Gaag: „Euthanasie is slechts één van de opties, er moet ruimte blijven voor een afweging. Willen we dat de overheid toestaat dat voor iedereen een levenseindepil beschikbaar komt? Hoe beschermen we kwetsbaren tegen druk van de omgeving, tegen eigen impulsieve daden? En welke rol moeten artsen daarin spelen?”
Van der Gaag: „De arts vormt nu in ieder geval een belangrijke veiligheidsklep die ervoor zorgt dat redelijke alternatieven niet over het hoofd worden gezien en euthanasiemiddelen niet verkeerd gebruikt kunnen worden. Met artsen als centrale professional wordt het nooit ‘u vraagt, wij spuiten’.”